In de romantrilogie De slaapwandelaars toont de Weense schrijver Hermann Broch (1886-1951) de moderne mens als stuurloos wezen die vol op zijn eigen ondergang afstevent. Hoe verhouden we ons tot het verval van waarden? Wat was er eerder: de krankzinnige wereld of wij als krankzinnigen in de wereld? (meer…)
Vrijwel iedereen kent het kunstwerk ‘De grote golf’ van de Japanse kunstenaar Katsushika Hokusai (1760-1849). Maar hoeveel mensen kennen zijn dochter, Katsushika Oei (1800-1866)? Er is weinig bekend over haar, en ze wordt daarom ook wel de ‘spookschilder’ genoemd. ’t Barre Land maakt de voorstelling Oei, vernoemd naar haar.
Oei is verdwenen. Zo begint het. Want Oei heeft nooit haar naam onder schilderijen gezet, en wanneer er niets van je overblijft, verdwijn je. Gevlucht, overleden, vermoord, dat is onbekend. Het is net als sommige kleuren, die zijn ook verdwenen. Omdat de recepten ervan niet zijn opgeschreven, of omdat ze niet meer mochten. Indisch geel is bijvoorbeeld dierenleed. Dromen is ook verdwijnen, voor heel even. Ook het woord ‘orgasme’ is in het Japans een woord voor verdwijnen.
Erik Bindervoet heeft de tekst voor deze voorstelling geschreven, waarin Margijn Bosch ons meeneemt in de lijn van Oei’s leven. Van jongs af aan meegaand naar het atelier van haar vader, komt zij in aanraking met kleuren en waarnemingen. Wat ze allemaal ziet, wat opvalt, hoe kleuren eruit springen, Bosch vertelt dit alles zo beeldend, dat je het als publiek voor je ziet. Bindervoet heeft de tekst in Japanse dichtvorm geschreven, in de Tanka, een lyrisch gedicht van vijf regels met 5-7-5-7-7 lettergrepen. Ondersteund door het gitaarspel van Stef van Es deint Bosch met deze dichtvorm mee, met hier en daar genoeg ruimte voor spanning en euforie.
De terugkerende lijn in de voorstelling is de bekende set afbeeldingen ’36 uitzichten op de berg Fuji’. Allerlei prenten die een ander perspectief geven op de hoogste berg van Japan, uitgegeven onder de naam van Hokusai. Tussendoor komen herinneringen aan haar vader aan bod, hoe hij haar meenam naar bordelen en theaters en haar daar liet tekenen. Bosch komt met een mogelijke verklaring voor de verdwijning van Oei, gevlucht naar Amsterdam. Of een beschrijving van de shanga ‘de droom van een vissersvrouw’ waarin een vrouw door twee octopussen wordt bevredigd. Bosch neemt ons overweldigend mee naar het hoogtepunt van de vrouw.
Alles blijft tamelijk abstract, ook het decor. De bekende kunstwerken zijn niet te zien, alleen Bindervoet die af en toe op het achtertoneel werkt aan een tekening van ‘de droom van een vissersvrouw’. Verder zijn er twee Japanse lampen die het toneel verlichten, en een tekentafel waar Bindervoet plaatsneemt. Jammer voor wie de kunst verwacht, maar wellicht een logische keuze om op een avond waar het verhaal van Oei verteld wordt, niet de kunstwerken te tonen die onder haar vaders naam bekend zijn geworden. De abstractie geeft ook ruimte voor de eigen verbeelding.
Helaas werkt deze abstractie ook door in de verhaallijn en is er geen echte plotontwikkeling te ontdekken in de voorstelling, waardoor het onduidelijk is waar ernaartoe wordt gewerkt. De relatie tussen vader en dochter is redelijk helder: Bosch neemt de rol van Oei aan en Bindervoet tekent aan de zijkant van het toneel, zoals Hokusai. Uit de tekst op de website van ’t Barre Land wordt duidelijk dat mogelijk veel schilderijen van Oei’s hand onder haar vaders naam zijn uitgegeven. Dat zij niet alleen zijn leerling en assistent was, maar veel werk zelf maakte dat ze zelden signeerde. Alleen komt deze informatie over Oei in de voorstelling nauwelijks aan bod. Dat de werken die worden omschreven misschien van haar kunnen zijn, ligt minder voor de hand wanneer je deze kennis niet hebt. Ze werkte en leefde in de schaduw van haar vader, en ’t Barre Land haalt haar nu uit deze schaduw, terug van de verdwijning, maar haar werk als kunstenaar blijft achter. Dat dit uitgelegen moment om haar werk eer aan te doen niet wordt gegrepen, voelt als een gemiste kans.
Ondanks dat is het heel fijn om anderhalf uur te luisteren naar Bosch die deze kunstwerken tot leven brengt en kleuren probeert te omschrijven, terwijl dat eigenlijk onmogelijk is. Want zo legt Bosch uit, je moet kleur gebruiken om het te kunnen snappen, maar hoe leg je dat dan uit, als kleur niet met woorden is te begrijpen? Zo is Oei toch een mooi samenspel tussen de tekst van Bindervoet en de vertelkunsten van Bosch.
Foto: Sofie Knijff
Margijn Bosch is Katsushika Oei. Of ze speelt Oei, doet het fantastisch, onvoorstelbaar goed. (Zo briljant als Barry McGovern in I’ll Go On, maar dan met een overweldigend orgasme!) Samen met Stef van Es als het muzikale medium tussen tekst en actrice krijg je iets te zien en te horen wat in geen enkel ander theater in Nederland te zien of te horen is: kunst, die voortdurend, in interactie, in de maak is – en tekenkunst, die aan de rand van het podium door de dichter Bindervoet zelf, nu als woordeloze kunstenaar, wordt gemaakt.
Wat jammer dat Juliette Georges niet voor unieke theaterkunst kwam, maar eigenlijk een spoedcursus Japanse kunst of een soort dia tentoonstelling verwachtte of hoopte te krijgen. De kunst van ’t Barre Land bestaat pas op het moment dat het vlak voor je neus, met jou, wordt gemaakt, en het vraagt je volledige, onverdeelde aandacht:
‘Er komt iets tevoorschijn.
Uit het licht, het niets.
Wat het is. Niet helemaal,
een schaduw van wat het is.’
Oei p. 73
Zo vroeg ik mij af of het mij ook leek alsof Oei ‘zojuist tot leven’ was gewekt. Er zat iets dromerigs, iets bovenwerkelijks in de tekst, zoals vaak het geval is bij de teksten van Bindervoet. En bovendien, als Oei er echt helemaal bij was geweest, zou ze dan niet ook getekend hebben? Oei pakt vaak een potlood, maar tekent geen enkele lijn, zelfs geen punt, terwijl haar vader, meestal buiten ons perspectief, de hele tijd tekent – haar tekent, vangt. En toch schildert Oei zelf ook de hele tijd (als ze niet drinkt of haar vader water of een half mandarijntje brengt). Ze schildert zichzelf met woorden, ekphrasis, gedachten, ideeën, herinneringen en wij zien wat ze ziet en hoe ze ziet, of heeft gezien, gevoeld, geleefd – met haar innerlijke oog. Ze leert ons haar te zien: ‘Sluit je ogen en zie’, zegt Bosch/Oei, terwijl ze de Bindervoet & Henkes vertaling van James Joyce’s Ulysses, Ulixes, citeert. (Ze citeert ook Molly Bloom, Wittgenstein, Beckett…)
Oei is in de kleuren, die ze voor haar vader heeft gemengd. Kleuren, die de leegte van vorm vullen met leven; kleuren, die van elkaar afhankelijk zijn, net als Oei van haar vader, en hij van haar: ‘Mijn spiegeltjespiegeltje!’ Oei is ook in de lichamen van vrouwen – hun handen – die zij beter dan wie dan ook kon tekenen. Zij zit mogelijk ook in de grote golf, en niet alleen in dat blauw. Vincent van Gogh schreef over de print: ‘Deze golven zijn klauwen, de boot is gevangen in ze, en je voelt het. Hokusai laat je schreeuwen […], alleen doet hij het met lijnen.’
De tekst van Bindervoet, een prachtig dramatisch gedicht, laat Oei die grote golf terugnemen, with a vengeance. Nu houdt Oei – Bosch – ons gevangen terwijl golf na golf haar overweldigt totdat ze een hoogtepunt bereikt, of haar gitaarspeler mept, omdat hij haar niet perfect complementeerde, zoals hij dat de rest van de voorstelling wel doet. Maar net zoals Oei zichzelf lijkt te bevrijden, of te bevredigen, gaat er iets mis. Het is niet aan haar om opnieuw te beginnen. Ze is al klaar, verdwenen. Nu is het aan ons om haar en haar werk met eigen ogen te zien, of zij het nu was of Bindervoet die haar werk signeerde.