In Oblivion creëert theatermaker Sarah Vanhee een landschap van de afvalproducten die ze een jaar lang spaarde. Tijdens de voorstelling reflecteert ze op dat proces. Bij vlagen levert dat interessante denkstof op over de waarde van afval. Boeiend theater wordt het niet, maar daar is Vanhee niet op uit. Ze neemt de tijd om haar onderzoek te delen met het publiek.

Wie in de voorstelling Oblivion (vergetelheid) stapt, moet een beetje geduld opbrengen. Vanhee’s voorstellingen zijn vaak eerder resultaten van onderzoeksprojecten dan traditionele voorstellingen met een dramatische spanningsboog. Nee, als je dat verwacht van Oblivion, na de zomer ook te zien op festival Noorderzon, dan kun je beter thuis blijven. Tweeënhalf uur heeft Vanhee nodig om het afval in dozen uit te stallen. Keurig staan ze opgestapeld tegen de wand en een voor een worden ze uitgepakt.

Yoghurtkuipjes, papieren broodverpakkingen, plastic flessen, koekverpakkingen, kale wc-rolletjes; Vanhee stalt ze uit in een grote ruimte van de Raffinerie in het Brusselse Molenbeek (de plek waar dansgezelschap Charleroi Danses huist). Oblivion houdt het midden tussen voorstelling en expositie. Na een half uurtje begint Vanhee te spreken. Ze reflecteert op haar proces en door haar teksten vervlecht ze spamteksten, die ze vond tussen het ‘afval’ van haar computer. Pas tegen het eind voegt ze daar ook muziek aan toe, een accumulatie van ritmische rapnummers.

Vanhee speelt met tijd, zoals ze dat ook deed in haar proces. Sparen gaat immers altijd met tijd gepaard. Het is functioneel. In de relatief korte tijd die ze met ons deelt, krijgen we een inkijkje in haar proces inclusief haar filosofische overpeinzingen en een opsomming van de mensen die erbij betrokken waren. Ook maakt ze ons deelgenoot van de last die de continu groeiende berg afval met zich meebracht. Het project roept zonder meer relevante vragen op over een maatschappij die haar afval structureel wegmoffelt en hier en daar zet Vanhee sterke politieke lijntjes uit, bijvoorbeeld ook naar de vluchtelingenproblematiek.

Haar vragen ten aanzien van de positie van ons afval zijn wezenlijk: Wat als dat afval er werkelijk mag zijn en als ook onze eigen lichamelijk geproduceerde resten benoemd en beschreven mogen worden? Smerig wordt Oblivion nergens, Vanhee heeft haar poepverhalen keurig ‘verpakt’. Daarin is ze minder consequent. Gebruikte tampons zijn in haar trashlandschap niet te vinden – in die zin is Oblivion gewoon inconsequent en eigenlijk te netjes.

De issues die Vanhee’s project oproepen doen er toe, maar of deze voorstelling de meest boeiende manier was om het onderzoek vorm te geven – die vraag hield me in die tweeënhalf uur erg bezig. De berg afval staat nog in de dozen, ik ben benieuwd wat Vanhee er uiteindelijk mee zal doen. Een gerecycled boek misschien?

Foto: Phile Deprez