Zijn voet schuift razendsnel heen en weer over de vloer. Het is alsof riverdancer en choreograaf Colin Dunne een hardnekkige vlek probeert uit te poetsen. Hij krabt eens op zijn hoofd, wat eenzelfde geluid produceert. Zo ontstaat een jeuk die eindigt in een gekmakende krabdans, gestimuleerd door de wrijfgeluiden die de computer achter hem produceert. (meer…)
De onderste helft van het op de achtergrond geprojecteerde beeld zal ons de hele voorstelling niet verlaten. Het is een woestijn in zijn meest kale, uitgemergelde vorm. Geen goudgele zandvlakte met glooiende heuvels maar dode, verbrokkelde aarde zover het oog reikt. Een beeld als uit een post-apocalyptische film.
In Nomad van Sidi Larbi Cherkaoui wordt een weinig optimistisch wereldbeeld geschetst. Slechts een klein groepje mensen heeft zich staande weten te houden na de ramp die de aarde heeft getroffen. Maar de kwellingen zijn nog niet ten eind. Ze moeten zien te overleven in een klimaat dat hun voortdurend op de proef stelt. Als de temperatuur oploopt is het verzengend heet, als het dondert en bliksemt komt de regen met bakken uit de hemel. Een harde woestijnwind blaast over het podium. In een ratjetoe aan dansstijlen zijn we getuige van de overlevingsdrang van deze groep ontheemden.
De begeleidende muziek van Felix Buxton (Basement Jaxx) is een amalgaam van Arabische, Afrikaanse en Oosterse invloeden en wordt gedomineerd door smartelijke klanken. Het ene moment horen we breed uitwaaierende pianoklanken waar een ijle stem uit oprijst, later zware percussie.
Globetrotter Cherkaoui maakt geen geheim van zijn inspiratiebronnen. Van alle plekken, waar ter wereld ook, pikt hij zijn graantje mee. Een aan de hiphop ontleende headspin, een verwijzing naar dansende derwisjen of een citaat uit Oosterse vechtsporten: het vindt allemaal zijn plek in zijn vloeiende choreografie. Dat hij af en toe erg illustratief is, zoals in de scène waarin vier dansers transformeren tot kameelachtige wezens die zich teweer moeten stellen tegen kruipende en sluipende roofdieren, zij hem vergeven. In zijn rijke idioom is voor alles een plek.
De mozaïekvoorstelling laat zich lang lezen als aanklacht tegen het te rücksichtslos omgaan met de aarde aan de ene kant en de creativiteit, flexibiliteit en saamhorigheid van de mens aan de andere. Totdat Nomad met een verrassende plottwist komt. Op het achterdoek verschijnt een planeet waarvan je in eerste instantie denkt dat het de maan is, maar bij nadere beschouwing de aarde blijkt te zijn. Oftewel: we hebben ons al die tijd op een onbestemde plek in het heelal bevonden. De wezens van wier strijd en samenwerking we getuige mochten zijn hebben onze wereld reeds verlaten.
Beelden van ontploffende atoombommen onderstrepen ten overvloede dit verhaal. Nadat de dansers zich van hun bovenkleding hebben ontdaan volgt er nog een soort rituele groepsscène waarin de ondertussen met olie ingesmeerde lijven een statige dans uitvoeren waarin de nadruk ligt op de handen, die veelal haaks op de onderarm staan – als een verwijzing naar oude Egyptische afbeeldingen.
De voorstelling eindigt met een heftig duet van twee mannen, de een nog vettig van de olie, de ander bebloed over zijn hele lichaam. Ze versmelten tot een kluwen van ledematen, een symbiose van vlees en bloed. Een klagelijk lied klinkt.
Vrolijk stemmend is het allemaal bepaald niet. Met Nomad heft Cherkaoui niet zijn vinger, nee, hij gebruikt de moker om zijn visie erin te slaan. Een soort laatste waarschuwing: besef wat voor onheil we over onszelf dreigen af te roepen.
Foto: Filip Van Roe