De grens tussen geladen intensiteit en protserige heiligheid is erg dun, blijkt uit Liefde van NTGent **
Een rendez-vous in een hotel. Een sjiek hotel met zwembad op het dak, waar in de cocktailbar de kleurige drankjes fonkelen in het glas. Brandstof voor de lef, vloeibare moed voor de eenzamen die worstelen met hun lust en de lange weg moeten oversteken van de ene mens naar de andere. Toneelgroep Maastricht gaat voor Noem het maar liefde uit van een cliché van jewelste. Als dat maar goed komt.
Ilja Leonard Pfeijffer schreef voor deze regie van Michel Sluysmans een variant op Schnitzlers Reigen, en allerlei bekende hotelvertellingen doemen op bij het lezen van de plotlijn; de landerige passiviteit van De Toverberg, de van kleur verschoten glorie van The Grand Budapest Hotel, de treurigstemmende toon van Joseph Roths Hotel Savoy. En hoe al die hotels model staan voor de mensen die ze bevolken. Het hotel uit Pfeijffers eigen laatste boek is het niet, het gaat hier niet om macht op macroniveau, in dit Majestic Imperial Hotel speelt het spel tussen de lichamen.
In een aaneenschakeling van scènes in de bar, de kamers, de lift en op het dak van het hotel zoeken mensen elkaar op. Het zijn grotendeels archetypen: de directeur met zijn secretaresse, de rockster met zijn achtergrondzangeres, de ‘overgebleven’ vrijgezelle vrouw die in gillende vaart op weg is naar de veertig. Deze carrousel doet sleets aan. Tegen de liefde is geen mens opgewassen – laat staan deze personages.
Het zijn voornamelijk heteroseksuele ontmoetingen. Wat betekent het dat de schrijvende ober (Jan-Paul Buijs) als het enige homoseksuele personage geen verleidingsscène heeft? Zijn plaats in de bar zorgt er wel voor dat hij steeds terugkeert in de verhalen van de anderen en dat komt hem goed uit; ze vormen het materiaal voor zijn schrijfwerk. Dat is zijn verleidingstactiek, hij nodigt mensen uit tot vertellen. Kritiek op het stuk is dankzij zijn rol meteen ingekapseld, want hij is het die alles voor ons heeft opgeschreven. Als de gebeurtenissen weinig genuanceerd zijn en de personages een gemankeerd beeld van de liefde hebben, kan dat evengoed bij deze eenzaat vandaan komen, deze bijklussende schrijver wiens materiaal bestaat uit de eenvormige clientèle van een duur hotel. Heeft hij een hekel aan ze dat hij ze allemaal laat falen? Dat ze niet echt nieuwsgierig maken naar waar hun verdriet of onvermogen zit?
Er zijn erbij die even weten te ontroeren. De zonnebril dragende Cat (Anniek Pheifer), vrouw van de aan Korsakov lijdende rockster (Jeroen Spitzenberger), bewaakt een triest rock ‘n rollgeheim en blijft haar overigens verbazingwekkend welbespraakte man blij verrassen met lieve snippers uit hun gezamenlijke verleden. Er is de man die met zijn grote liefde een kind verloor en alleen achterbleef, doordacht gespeeld door Spitzenberger als iemand die met evenveel zelfspot als pijn de verhalende kwaliteiten herkent in zijn eigen zo kwetsbaar gebleken liefde.
Maar Buijs als de man die zijn fembotgeliefde komt voorstellen aan zijn familie schiet al snel door in een karikatuur van een gevoelsarme autist. Daarmee wordt zijn mensenangst grotesk voordat je met hem mee kunt voelen. De fembot zelf (Jouman Fattal) is paradoxaal genoeg aandoenlijk grappig dankzij haar voorgeprogrammeerde eerlijkheidsalgoritme en lerend vermogen. Ze doet in haar beige uiterlijk en op haar rijdende platform denken aan de parade van hunkerende personages uit Eva Line de Boers Dit gebeurt allemaal tegelijk (BNG Nieuwe Theatermakersprijs 2016) en is het enige personage dat wezenlijk refereert aan onze tijd.
Viktor Griffioen en Elisabeth de Loore dragen voornamelijk met hun muzikale zeggingskracht bij, en die is aanzienlijk. Alle castleden spelen en zingen mee in de vele en diverse muzikale momenten die de voorstelling telt, van een meerstemmig gezongen bluegrassnummer met banjo tot over-the-top Spinal Tap-achtige rock, het is vaak de muziek die de voorstelling reliëf geeft en de lichamen van het publiek even laat meebewegen.
Maar wat is de liefde, wat maakt dat wij mensen er soms zo wanhopig naar moeten zoeken en wat vraagt ze vandaag van degene die haar zoekt? Pfeijffer en Sluysmans komen er in hun reeks vignetten niet uit, maar graven er ook niet echt naar. Telkens lopen de verhaallijnen richting grap, maar het zijn grappen met weinig tragiek eronder, waardoor de lach niet lang resoneert. Noem het maar liefde blijft aan de oppervlakte. Het amuseert zonder echt te raken.
Foto: Ben van Duin