De drie bijdragen aan de Virtual Residencies van de Nederlandse Dansdagen 2023 konden onderling niet verschillender zijn. Terwijl Vlad Detiuchenko komt met een urgent dansverslag vanuit oorlogsgebied brengt Charlotte Goesaert een rafelig egodocument. Olympia Kotopoulos en Veerle Van Overloop nodigen hun publiek uit om als medeschepper aan de slag te gaan met een digitaal archief. (meer…)
Nachthexen II: La Parisienne van Jens van Daele maakte deel uit van een groeiend aantal premières, tryouts en sharings tijdens de Nederlandse Dansdagen, afgelopen week in Maastricht. Van Daeles Nachthexen-serie gaat over historische heldinnen en is vernoemd naar een Russisch regiment dat geheel uit vrouwen bestond. Tijdens WOII voerden zij met houten dubbeldekkertjes heel effectief nachtbombardementen uit op Duitse stellingen. Deel 2 van deze cyclus is gebasseerd op teksten van Cécile Lassonde, die als performer met Van Daele werkt. Tijdens de vele aanslagen in Parijs en Saint Denis op 13 november 2015 ging zij op zijn verzoek de straat op en startte een dagboek.
De voorstelling begint met de Franse tekst, die op hoge toon wordt gedeclameerd en daardoor eerder aan de cultus rond de zelfopoffering van Jeanne d’Arc of een tragische heldin à la Racine doet denken, dan aan het relaas van een 21ste eeuwse tijdgenoot uit Parijs. De tekst is geheel in de ik-vorm gesteld en barst van de existentiële vragen, op persoonlijk vlak, maar vaak ook heel algemeen, zoals wanneer het over het vertrouwen in de mensheid als geheel gaat.
De tristesse eternelle en andere radicale gemoedstoestanden die zich klaarblijkelijk van de heldin hebben meester gemaakt, doen mij afvragen of de voorstelling niet net zo goed over een van de daders zou kunnen gaan, en niet alleen een hommage aan de slachtoffers is, zoals te lezen valt. Geen moment wordt het publiek iets van een historisch aanknopingspunt gegeven aangaande de tragische gebeurtenissen in Parijs, noch wordt navolgbaar wat nu precies het heldendom of de vrouwelijke kracht is die deze wanhopige ik-figuur toevalt.
Bij de razende tekst – ook voor iemand die het Frans beheerst, is deze moeilijk te volgen vanwege de monotone voordracht danwel de afwezigheid van spel – voegen zich alras vijf danseressen met zwaaiende blonde haren en parmantige uniformpjes. De danseressen hebben een berg materiaal en staan gedurende anderhalf uur zelden een moment stil.
De gebarendans die Van Daele voor hen heeft gemaakt, heeft weinig impact temidden van de dramatische teksten en de stuwende, industriële gitaren en andere snaarmuziek, die live wordt gebracht. Dans, muziek en declamatie houden sowieso geen moment in om enige ruimte te laten of resonantie toe te staan, noch tussen de perfomers onderling noch tussen voorstelling en publiek. Ook licht en decor dragen bij aan een soort redeloze accumulatie van materiaal. Het is een berg die over het publiek wordt uitgestort, maar waar nergens voorbij de laterale schakeling, iets van een algehele compositie te zien is, laat staan van een voorstel aan het publiek.
Terwijl de muzikanten er lekker op los spelen (er worden geen individuele credits gegeven door Jens van Daele), hapert er iets in de situering van de vrouwen, met name die van de danseressen (ook daar geen credits). Zij lijden en smachten, springen en doen, maar hun gestes lijken alle om het even. De jonge vrouwen, althans zo zien ze er uit, zijn uitvoerders, beschikbaar, kwijten zich ijverig van hun taak, maar wekken geen enkele dramatiche spanning op.
In de choreografie wordt nergens een individuele bijdrage zichtbaar, of dit nu om materiaal gaat of om interpretatie. Nergens is er sprake van een tegenbeweging, paradoxaliteit of wat daar meer is in het theater om in te zetten. De meisjes met hun lange haren hebben uitdrukkelijk een inwisselbare kwaliteit aangemeten gekregen. Hun uniforme uiterlijk, het moeten opboksen tegen de lawine van tekst en opzwepende geluid, hun naieve of vrijblijvende inzet – wat heeft dit te maken met het leven in Parijs ten tijde van aanslagen en moslimhaat, en welk heldendom wordt er mee aangehaald?
In sommige opzichten doet de voorstelling aan experimenten uit de late jaren ’80 denken, toen leegstaand industrieel erfgoed (zo noemen we het vandaag) een heerlijk plek was om de leegte van het bestaan te vieren en tegen instituties aan te schoppen. Maar anno 2018 is dat echt een gepasseerd station: de instituten zijn afgebrokkeld en het feminisme zet door. Zeker van dat laatste is in Jens van Daeles ‘ode aan de kracht van de vrouw’ weinig te merken. Wat er overblijft in Nachthexen II: La Parisienne zijn goedwillende vrouwen en mannen die plezier hebben met hun wilde geluid. De verwijzing naar de aanslagen in Parijs en de veronderstelde connectie tussen feminisme, heldendom en de huidige politiek werkelijkheid doet uiterst gratuit aan.
Foto: Sjoerd Derine