Margôt Ros – met een dakje op de o! – had op 57-jarige leeftijd voor haar eerste cabaretsolo een makkelijke weg kunnen kiezen: de typetjes van het tv-succes Toren C, dat ze samen maakt met Maike Meijer, neerzetten op het podium. Succes nagenoeg gegarandeerd. (meer…)
Verward komen veel mensen uit een soort hangar waar ze de voorstelling zagen. Of ondergingen? Wat hebben we nu in godsnaam gezien? Veel vlaggen en doeken, veel mist, heel veel mist met al dan niet spichtig bewegende mensen in grootse barokke kostuums, veel scènewissels, mooiogende prentjes, maar niet te vatten.
Deze productie werd aangekondigd als een soort bewerkte reprise van het ‘Ballet de la Nuit’ uit 1653. Daarin verschijnt op het einde de jonge Lodewijk XIV als zonnekoning. Een nieuwe dageraad, een nieuw bewind gloort. Dat iconisch beeld van de zonnekoning kennen we. Het oorspronkelijke ballet duurde twaalf uur, er deden honderden mensen aan mee, iedere gast participeerde als het ware. Dat alles is gereduceerd tot een performance van één uur met vijf mensen op het toneel. Tot daar kunnen we volgen.
De vijf mensen verschijnen, de ene in een barokke hoepelrok, de ander met ontblote borst, een man in een sportbroek en met blote bast. Louise Van den Eede leest een tekst voor, totaal onverstaanbaar. Later zal ze even onverstaanbaar een Engelse tekst uitschreeuwen. De enige tekst die te volgen zal zijn, is de Duitse aria die Benjamin Abel Meirhaeghe (tevens de man die zorgde voor concept en regie) zingt, mede dankzij Engelse boventiteling.
Na de tekst worden de makers/spelers voorgesteld. Er zijn de reeds vernoemde personen, Sietske Van Aerde zorgde voor de kostuums, Laurens Mariën voor de muziek en Arne Luiting voor performance en de dans. Ze verschijnen en verdwijnen het komende uur telkens in andere kostuums met vlaggen, vaandels, grote lappen, spandoeken met tekens, ze worden schimmen in een dikke mist, als het ware dreigende aliens die onder dreunende klanken voortstrompelen. Het is raden wat er uitgebeeld wordt. Af en toe ontwaar je een of ander heksfiguur, dan weer een aristocratisch figuur in vol ornaat, dan weer heel sjofele gedrochten, allen worden ze door doeken en vlaggen gedrapeerd en vaak in donker gehuld.
Er zitten, zo vermoed ik toch, veel verwijzigingen naar andere dingen in. Ik herken elementen uit het théàtre de la cruauté van Antonin Artaud, er zijn referenties aan ‘De koning die sterft’ van Ionesco, naar psychologische testen rond optisch bedrog, naar volksdansen en hofdansen, naar het Parade-ballet van Cocteau, Satie, Picasso en Diaghilev, denkelijk ook naar mythische en mythologische wezens, maar wie wie of wat is, en wat de verbanden zijn, blijft een vraagteken. Buiten het einde, ken ik geen elementen uit dat Ballet van 1653. Hedendaagse politiek komt er ook in voor, zo staat in het algemeen programma van Theater Aan Zee, maar dat heb ik niet ontdekt. Wellicht was die vermelding een publiekslokker.
Dit kun je ook geen absurdistisch toneel noemen of anders artistiek, dit is gewoon een allegaartje. Allicht met nobele bedoelingen in elkaar gestoken, maar het vormt geen overtuigend geheel. Helderheid ontbreekt volledig, de voorstelling gaat zwaar gebukt onder de ballast. In de troebele rommeligheid verzuipen de paar mooie dansscènes over het zot worden van de koning, de choreografie van het vendelzwaaien, de rake scène met een reutelend einde via een didgeridoo. De koning zal niet gloriëren, maar sterven. Heel heel veel tekens worden op je afgevuurd, waaraan je betekenissen zou willen geven, maar je krijgt de kans niet, onder andere door het ontbreken van een frame. Dat is frusterend.
Foto: Koen Broos