In een donkere zaal komt Davis Freeman op en zingt Tom Petty’s Southern accents, een prachtige song over afkomst en jeugdherinneringen. Het is een treffende introductie tot de vertelvoorstelling Do my mouth, waarin de in Brussel woonachtige Amerikaanse kunstenaar Freeman zichzelf van zijn meest persoonlijke en kwetsbare kant laat zien. (meer…)
Het hart op de tong hebben, is dat een gendergebonden eigenschap? Zijn vrouwen openhartiger dan mannen? In My Heart Into My Mouth, een vrijwel woordeloze dialoog door twee jonge mannen, in regie van de eveneens relatief jonge regisseur Espen Hjort, draait het om het onvermogen van mannen om uitdrukking te geven aan hun ervaringen en gevoelens. Het is een komische opeenstapeling van pogingen, die helaas nooit echt raakt.
In een verder lege ruimte liggen her en der wat fallische objecten zoals een cactus, een in plastic verpakte winterpeen, bananen, een grote rol tapijt met twee yogaballen en een aantal witte ‘blokken’ die als sokkel, trap of zitobject gebruikt kunnen worden. De twee mannen, gekleed in keurig ondergoed en nette sokken en schoenen, komen schuchter naar voren. Ze openen hun monden, laten tanden en tong zien, om vervolgens met een gebaar van ‘dat was het’ weer aan de kant te gaan zitten. Ook andere delen van hun lichaam showen ze: buik, beenspieren, heupen. Het is een continu tegen elkaar opbieden in stoerheid en kwetsbaarheid. Na een tijdje trekt de grootste jongen een soort roze harige slurf aan, en doen ze synchroon een dansje op balletmuziek. Het is een koddig gezicht en de penisvormige suikerspin zwiert beter dan zijn danspartner, zelfs zonder armen.
Maar leuker is het om naar de man onder de suikerspin te kijken. Acteur Felix Schellekens verrast door zijn vele relativerende bewegingen, geluiden en gezichtsuitdrukkingen. Een kleine ‘auw’ na een woest nepgevecht, haalt de angel er meteen uit. Zijn expressie is een lust voor het oog, zo veelzijdig en verrassend, spelend met stoer en kwetsbaar, mannelijk en vrouwelijk. Tegenspeler Yamill Jones is op zichzelf ook een intrigerende verschijning maar zijn personage is minder veelzijdig en wordt toch regelmatig bijna overschaduwd door zijn collega. Zelfs in het razendsnelle abc-spel, ingezet om de juiste woorden te vinden maar uitlopend in een tongbrekende ‘battle’, komt hij al snel op achterstand.
Uitdrukking geven aan een trauma is extra moeilijk als je gevangen zit in gendervooroordelen. Een stoere man huilt niet, schreeuwt niet, praat niet. Maar deze twee mannen, de een lang en blond, de ander klein en donker, zijn om te beginnen al geen stoere mannen. Het zijn kwetsbare jongens, wannabe-stoer, van wie je verwacht dat ze na het overwinnen van een beetje weerstand echt wel vrijuit durven zeggen wat ze op hun lever hebben. Maar nee, ze blijven hangen in gestotter, onhandige pogingen en omslachtige nepgevechten. Nooit zijn ze echt even kwetsbaar en daardoor wordt het (in de flyer gesuggereerde) trauma op geen enkele manier zichtbaar. De verdieping wordt continu vermeden. Zo leidt het – overigens veelal onderhoudende – theatrale onderzoek van regisseur Espen Hjort naar mannelijke kwetsbaarheid en kracht niet tot een verhelderende of bevredigende uitkomst.
Foto: Bart Grietens
Luister hier naar de podcastrecensie van My heart into my mouth voor De Theaterpodcast.
Hoi Sara,
ik vind eerlijk gezegd dat je het subtiele en sprankelende acteerwerk van Yamill Jones ernstig tekort doet in je recensie. Maar los van wat we van zijn prestatie vinden, wil ik graag zeggen dat de keuze voor speelstijl(en) en voortdurende onhandigheid, evenals de keuze voor ‘geen stoere mannen’ en een onbevredigende dramaturgie juist dat zijn – inhoudelijke keuzes. (Dat een van de personages wat minder goed is in het het opzeggen van het alfabet is natuurlijk ook een regiekeuze.) We moeten ons allemaal tot mannelijkheid en het onvermogen van mannen verhouden, en dat is niet altijd bevredigend of plezierig. Maar het is wel belangrijk.
Vriendelijke groeten,
Espen