In hun bewerking van Orphans kiest Tg. Stan voor een sobere enscenering, die weinig ruimte biedt voor psychologische diepgang. Zo worden de manipulatieve excessen van de tekst van Dennis Kelly beperkt gehouden en komen de onderliggende thema’s beter uit de verf. (meer…)
De cast van Move (on) door de Vlaamse gezelschappen Tg STAN en Kloppend Hert is beloftevol en rijkgeschakeerd, en is als een spiegel van de huidige samenleving. Op de bühne staan negen acteurs en dansers, afkomstig uit Brazilië, Frankrijk, Rusland, Palestina en Vlaanderen. Het speelveld is leeg, aan de achterzijde een grijswit beschilderd schot dat metaalachtig klinkt als de dansers of spelers ertegenaan springen of erop slaan. Dat schot is symbolisch: het is de muur die ons allen scheidt, nog altijd.
Hoofdthema zou je ‘verbinding’ kunnen noemen, niet alleen in artistiek opzicht – dans met gesproken woord, Arabische poëzie met een Britse toneeltekst -, maar ook onderling. Deze multidiverse groep wil de afzonderlijke verhalen van de negen spelers, en van sommigen hun reis door de wereld, uitdrukken.
Volgens de beproefde STAN-methode staan de spelers frontaal naar het publiek en spreken hun tekst uit, terwijl de anderen geïnteresseerd en soms verveeld luisteren en toekijken. Dat is een vorm die me aldoor bevreemdt, want het suggereert een band tussen de spelers waarbij de toeschouwer zich buitengesloten kan voelen. Opvallend is ook de afwezigheid van een structuur en van een dramaturgie: het lijkt of de voorstelling op associatieve manier in het repetitielokaal is ontstaan uit ideeën van de spelers.
Zo begint de voorstelling met een weliswaar prachtige vertelling door Atta Nasser (een naar Vlaanderen uitgeweken Palestijn) over de betekenis van herinneringen in het voortjagende leven. Ondertussen aarzelt hij, waarbij een andere speler op witte sneakers het ritme aangeeft. Allengs nemen grote thema’s als uitsluiting, maatschappelijke conflicten, vreemdelingschap en verhuld of niet-verhuld racisme de overhand.
Ter afwisseling of ter versterking – dat is niet altijd duidelijk – wordt er stevig gedanst, niet alleen door de geoefende dansers, onder wie de Braziliaan Gustavo Vieira en de Marokkaan Youness Khoukhou, ook door SRAN-spelers van het eerste uur Frank Vercruyssen en Jolente De Keersmaeker en Haider Al Timini van Kloppend Hert.
Na al het dramatische engagement, dat met overweldigende hoeveelheid aan tekst wordt gebracht, vertelt Vercruyssen op ironische toon hoe makkelijk het is om, volgens Japans recept, teryiaki zalm te bereiden. Het is een schitterende monoloog, waarvan de crux is dat hij bij herhaling zegt hoe ‘eenvoudig’ dat is, maar telkens weer een ingewikkelde kookhandeling ter sprake brengt, bijvoorbeeld de rijst opdienen in een kommetje en dat omkeren, zodat de rijst ‘als een koepeltje’ op het bord ligt.
Maar dan, in heftig contrast, breekt de hel los: De Keersmaeker en Nasser, in de rollen van Helen en Danny, vieren hun gelukkige liefde totdat Helens broer Liam (Vieira) met bebloed T-shirt opkomt. Hij heeft iemand geholpen die bewusteloos op straat lag. Maar dat klopt niet: in een aanval van racisme heeft hij een moslim-man neergestoken met een kort, scherp mes. Er ontwikkelt zich een hartverscheurend drama, dat met enorm pathos wordt gespeeld.
Deze tekst is ontleend aan het stuk Orphans (2009) van de Britse toneelschrijver Dennis Kelly. Het stuk wordt in diverse rolwisselingen uitgevoerd, in een steeds heftigere toonzetting, tot schreeuwen en krijsen toe. Kelly’s stuk Puin (Debris, 2003) werd eerder in Nederland gebracht door Daria Bukvić. Fragmenten uit Puin klinken door in de daaropvolgende monoloog van Al Timimi, waarin hij verhaalt over een baby die uit puin en ellende op een vuilnisbelt wordt geboren. En dan volgt nog een verhaal: over de atoomramp die allang voorbij is, en wij mensen, die eigenlijk leven als doden. De Franse actrice Olga Mouak brengt het prachtig, als het verhaal van een dochter over haar vader.
Move (on) is, ondanks de grote inzet van de acteurs en het maatschappelijke engagement dat eruit spreekt, een té overdadige voorstelling. De spelers brengen geen eenheid aan, alles vinden ze even belangrijk en noodzakelijk. Bovendien is de speelstijl monotoon. Er is weinig variatie in ritme en rust, alles jaagt voort. Er ontbreekt een dramaturgie die voor accenten zorgt en vooral de vraag stelt: ‘Waarom moet dit verteld worden?’ Dat neemt niet weg dat er briljante en belangwekkende scènes in de voorstelling zitten, die de tragiek van de tijd van nu knap blootlegt. En van de dans niets dan goeds: die is vooral van een esthetische schoonheid die ver afstaat van de in woorden uitgedrukte, donkere verhalen over vuilnis, een baby, de atoombom.
Foto: Kurt van der Elst