De cast van Move (on) door de Vlaamse gezelschappen Tg STAN en Kloppend Hert is beloftevol en rijkgeschakeerd, en is als een spiegel van de huidige samenleving. Op de bühne staan negen acteurs en dansers, afkomstig uit Brazilië, Frankrijk, Rusland, Palestina en Vlaanderen. (meer…)
Thomas Ryckewaert legt zichzelf in de ‘lecture-performance’ Move 37 de aartsmoeilijke taak op om het onvoorstelbare toch voor te stellen. Wat betekent het als artificiële intelligentie (AI) de menselijke overtreft? Hoe verandert een ‘theorie van alles’, die quantumfysica en relativiteitstheorie verenigt, ons wereldbeeld? Doen we er dan als mensen nog toe? Kunnen ze dit nog te bevatten? Of zijn ze ertoe veroordeeld zich te behelpen met primitieve representaties als een toneelvoorstelling?
Move 37 opent met een klank- en lichtspel van Jürgen Deblonde en Janneke Donkersloot. Lichtflitsen doorklieven een donker podium vol rook, en weerkaatsen op duister glanzende objecten. Onheilspellend elektronisch gerommel vult de ruimte. Dat beeld imiteert treffend hoe (documentaire) films haast steevast de sfeer aanjagen als het gaat over grote natuurkundige ontdekkingen of kantelpunten in de menselijke beschaving. Maar op een podium wordt dat wat ironisch, want erg artificieel of zelfs lichtjes knullig, zeker als dat beeld uitloopt op een sci-fi fantasy-tafereel, dat Ryckewaert ‘The ghost in the shell’ doopte. Plots gloeit één van de objecten van binnen uit op en zien we achter de half transparante wanden een wezen bewegen. Maar het maakt je wel nieuwsgierig.
Meteen blijkt dat de voorstelling hier een loopje neemt met de verbeelding van de kijker, want het ‘wezen’ dat uit de doorschijnende capsule tevoorschijn komt is gewoon de acteur Thomas Ryckewaert, niet een of andere ‘alien’ of nieuwe levensvorm. Zijn verschijning vormt een breuk in de beeldtaal van de voorstelling, want hij staat hier als een presentator: zo’n type dat met zijn radde tong elk onderwerp even vlot te behappen maakt. Hij kondigt aan dat hij het zal hebben over een beroemde partij van het Oosterse spel GO tussen wereldkampioen ‘9e dan’ (de absolute top) Lee Sedol en de computer Alpha Go. De computer versloeg de mens hier verpletterend.
De partij haalde daarmee meteen het geloof onderuit dat een computer dit spel nooit kan winnen van de mens. In tegenstelling tot het schaakspel laat GO namelijk oneindig veel zetten toe. Brute rekenkracht moet het daardoor afleggen tegen intuïtie en verbeelding. Maar net daarover bleek Alpha Go in 2016, dankzij het algoritme ‘Deep Learning’, volop te beschikken. Bij elk spelletje werd de machine er zelfs beter in. De 37e zet van de computer in het tweede spel bevestigde dat: ze was zo ongewoon -maar geniaal – dat ze kenners met verstomming sloeg. Ryckewaert vraagt zich hardop af of die computer geen buitenaards goede speler, een ‘11e dan’ is geworden, met een totaal andere kijk op het spel.
Hij illustreert het allemaal mooi met diagrammen en Youtube-filmpjes. Hij vertelt er ook bij dat hij achter dit verhaal kwam door een lezing van professor Thomas Hertog op het Artefact Festival in Leuven in 2016. Hij verklapt hoe hij daarna contact bleef houden met Hertog, en kondigt deze voormalige medewerker van de wereldberoemde fysicus Stephen Hawking haast in één adem aan als de volgende spreker. Een ‘negende dan’ in de natuurkunde, als je hem mag geloven.
Daarmee krijgt het stuk een tweede onverwachte wending. Hertog heeft het in zijn voordracht immers niet over AI, maar over de voor fysici brandende kwestie hoe de relativiteitstheorie en de quantumfysica te rijmen vallen. Einstein vatte de ene theorie samen in één simpele formule die het verband tussen tijd, massa en zwaartekracht vastlegt op interstellaire schaal. Quantumfysica daarentegen beschrijft dezelfde fenomenen op atomaire schaal. Beide komen uit op een theorie over ‘zwarte gaten’, maar beide kennen ook hun eigen theoretische ‘zwart gat’. Einstein had het er moeilijk mee dat zijn theorie‘ impliceerde dat er ooit een moment moest geweest zijn waarop tijd en ruimte implodeerden. De quantumtheorie zou dan weer impliceren dat de werkelijkheid zoals wij die ervaren een soort hologram is, en er ook andere, ‘parallelle’ werkelijkheden kunnen zijn.
Hertog schetst die kwesties in bevattelijke diagrammen op een zwarte schijf. Een camera projecteert die op het scherm achter het podium. Maar hoe eenvoudig hij het ook houdt, je raakt al gauw de draad kwijt, zelfs als je enige fysica achter de kiezen hebt. Hertog beschrijft het onbeschrijflijke. De verwarring die het publiek ervaart wordt treffend uitvergroot als Hertog de zwarte schijf waarop hij aantekeningen maakte oplicht. Eronder tolt een kolkende massa donkerzwart, schuimend water rond. Dat beeld beheerst het scherm achter het podium. Het kolkende water verbeeldt minder de fysische realiteit dan de verbijstering die stilaan toeslaat. Niet alleen bij de kijker, ook bij de professor. Een echo vervormt zijn woorden steeds sterker, tot slechts onbegrijpelijk gewauwel blijft. Geen twijfel dat het ook hem gaat duizelen bij deze theorieën: plots zijgt hij al wauwelend neer. Het wordt ook deze ‘negende dan’ te machtig.
Nogmaals wijzigt de voorstelling nu abrupt van koers. Ryckewaert trekt zijn jas uit, doet een vlinderdas om en vat post aan een glanzend zwarte tafel, waar hij onverstoorbaar glazen oppoetst, als een barman in een verlaten hotelbar, met Hertog als zijn enige gast. Terwijl hij zich bezat orakelt hij tegen de beleefd afstandelijke, wezenlijk ongeïnteresseerde barman over de vraag of er ergens in het universum andere intelligente levensvormen bestaan. De scène is gejat uit Stanley Kubricks ‘The Shining’ waarin een aan lager wal geraakte schrijver huisbewaarder wordt van een verlaten hotel, maar zich gaandeweg verliest in een parallelle werkelijkheid.
Tijdens deze scène klinkt op de achtergrond een zeemzoete, maar zweverig vertraagde versie van Elvis Presley’s ‘You were always on my mind’. Terwijl de professor door emmert over de vraag of we het nu wel of niet goed begrepen hebben, steekt Ryckewaert een sigaret op, en zet hij de televisie aan om een voetbalmatch te volgen. Stilzwijgend laat hij de wetenschapper zo voelen dat het tijd is om op te hoepelen. Ladderzat zakt die laatste alweer de grond op. Net dan krijg je historische beelden van de maanlanding, van Elvis in zijn gloriedagen en van maatschappelijk protest. Van een wereld kortom waar je, ook zonder quantumtheorie, nauwelijks een touw aan vast kan knopen.
Maar als je dacht dat dat de conclusie was, ben je aan het verkeerde eind, want ook nu volgt nog één onthutsende dramatische wending. Ryckewaert keert weer naar zijn rol van gladde presentator tijdens een ‘Q & A’ met de professor. In een eerste beweging verbindt het gesprek AI met de vragen rond een ‘theorie van alles’. Hertog oppert dat een hyperintelligente, zelflerende computer weleens het inzicht zou kunnen aandragen dat mensen vooralsnog niet konden bereiken. De 11e dan in natuurkunde, naar analogie met de 11e dan in GO die computers nu al bereikten.
Maar zoals het in dit soort gesprekken altijd gaat, speelt Ryckewaert als presentator de domoor die de al te verstandige kenner met zijn naïeve vragen schijnbaar bewonderend onderuit haalt. Hier zit dat venijn in de vraag of de professor niet vastliep in de poging om de twee ‘grand theories’ te verzoenen. Versta: wat hebben we aan al dat gedoe over relativiteit en quantumdeeltjes.
Bij de première eindigde dat dovemansgesprek op een eigenaardige manier. Ryckewaert verkleedde zich tijdens het interview als vrouw, en omhelsde in die gedaante de professor. Die bizarre ‘move’ riep meer vragen op dan ze iets duidelijk maakte. Meteen daarna wijzigde Ryckewaert dit slot, met een veel interessanter resultaat. In de tweede versie keert de professor namelijk de vraag om: is de theatermaker niet net zo goed vastgelopen in zijn geijkte representatievormen? Vertelt hij eigenlijk wel iets nieuws met de beelden die hij ons voortovert?
Die vraag leidt rechtstreeks naar het slotbeeld. Ryckewaert staat alleen, verloren, tussen de inventieve scenografische objecten van De Vries. Heeft hij enige vraag beantwoord, of was zijn voorstelling slechts een gesofisticeerde vorm van luchtbellen blazen? Het antwoord is aan de kijker. Maar toch dit: terwijl hij voor zich uit staart, verwerven de objecten op het podium een eigen leven. Alsof de scenografie wou zeggen dat de wereld maling heeft aan de mens en zijn voorstellingen. Dat haalt de kitsch van het openingsbeeld magistraal onderuit.
Foto: Koen Broos