‘Sinds jouw dood, praat ik elke dag tegen je’, zegt David Geysen tegen Beaudil Elzenga nadat ze haar laatste handelingen – van het instoppen van de kinderen tot het leggen van haar hoofd in oven – in detail heeft beschreven. Het is het begin van Sylvia & Ted; een gesprek van een uur tussen de twee wereldberoemde dichters Sylvia Plath en Ted Hughes over hun liefde en haar zelfmoord. (meer…)
Een meisje met twee keurige vlechten zit voor op de speelvloer. Geconditioneerd en doodverveeld speelt ze met een speelgoedvrachtauto, vleesgeworden desinteresse in een keurig jurkje gehesen. Mechanisch kauwt ze op haar kauwgum en kijkt strak naar het publiek. Haar ogen: zielloos. Welkom in Motel Detroit, waar westerse rijkdom en geluk eens even van een goed zwart randje wordt voorzien.
Een oude man kruipt naar binnen, spartelt zich een weg naar een ziekenhuisbed, snakkend naar een zuurstoffles. Er wordt hard geklopt en de personages duiken prompt in de kelderluiken – ineens is het toneelbeeld leeg. Een man (David Geysen) komt binnen, kijkt nieuwsgierig om zich heen.
Motel Detroit van Dégradé, het experimentele muziektheatercollectief van David Geysen en en Carl Beukman, is onderdeel van Triptiek van de Macht, een theaterdrieluik over grootmachten, waarin behalve Amerika ook Rusland (Polonium 210) en Europa (België) worden behandeld. Het zijn allemaal associatieve, beeldende voorstellingen met prominente geluidsdecors. Theatervoorstellingen als koortsdromen, qua beeldtaal vergelijkbaar met werk van Abattoir Fermé.
Uiteenlopende figuren (gespeeld door Beaudil Elzenga, Katarina Justic en Roelant Radier) dolen als opdoemende zombies door de ruimte. Een chique dame met een reddingsvest, een zakenvrouw die zich 9/11 herinnert, een tapdanser met stalen glimlach. Op het bureau hangt een vergeelde poster: ‘Re-elect Trump 2020’. De man die binnenkomt (hij doet sterk denken aan Ernest Hemingway) probeert de ruimte in bedwang te houden maar wordt in toenemende mate overvallen door bizarre telefoongesprekken en de levende karikaturen die hem besluipen.
Net als Polonium 210 is deze voorstelling wel erg eenzijdig. Amerika wordt neergezet als plastic, oppervlakkig, dommig – dat idee, dat per saldo al niet bijster origineel is, wordt snel geschetst en daar wordt inhoudelijk verder niets meer aan toegevoegd. Dus bestaat de voorstelling uit vele verschijningsvormen van datzelfde beeld. Gelukkig is er in vergelijking met Polonium 210 net iets meer ruimte voor (zeer macabere) humor in deze voorstelling.
Het koortsachtige effect van goedkope hapsnaphorror wordt versterkt door de bizarre soundscape van toespraken, filmfragmenten en radiofragmenten, het overvloedige gebruik van bloed en de vele iconische referenties die voorbijkomen. Opgejaagd door zijn demonen pleegt de hoofdfiguur – net als Hemingway, die de laatste jaren van zijn leven aan zware depressies leed – uiteindelijk zelfmoord.
Helaas is er één gouden regel in de veramerikaniseerde wereld, en dat is dat alles nep is. Dus als hij een pistool op zijn slaap zet, de trekker overhaalt en er heel cartoonesk een vlaggetje uitkomt – ‘pang’ – rest hem niets anders dan volledige gekte.
Zo eindigt Motel Detroit met een met bloed besmeurde Crazy Horse, springend op het bureau van een verloren schrijver. De doorgedraaide Amerikaan die uiteindelijk gekoloniseerd is door zichzelf en zijn eigen beschaving.
Foto: Leo van Velzen