90 jaar Ramses Shaffy in een uitverkocht Carré. Maar de hommage van het Amsterdams Kleinkunst Festival aan een van de grootste kleinkunstenaars werd tevens een eerbetoon aan de onlangs overleden Wimie Wilhelm, die tot vlak voor haar dood een regierol heeft gespeeld bij Ramses 90. (meer…)
Bij binnenkomst van het publiek zijn Flip Noorman en zijn muzikanten al aan het eerste lied begonnen. ‘Aan de oever van de Rotte’, klinkt het de meeste aanwezigen bekend in de oren, ’tussen Delft en Overschie…’ Een moordballade, zo blijkt, want de moederkikker wijst de kleine op haar knie naar de ooievaar verderop: ‘Het is de moordenaar van je vader, hij vrat hem op met huid en haar.’
Het oude kinderliedje over de kikkers aan de rivieroever klinkt nog betrekkelijk onschuldig, vergeleken bij de bloeddorstige teksten die Noorman in de anderhalf uur daarna opdient. De zanger met zijn ruige stem verwelkomt ons in café Het Bloedvergiet op Katendrecht. Daar zijn moord en doodslag aan de orde van de dag en staat er een bijl met hakblok bovenop de piano. Nummers over kindermoord, belooft hij. ‘Ik ben zelf net vader geworden: wat zou Freud daar van denken?’
Het was eenvoudig geweest voor Flip Noorman, thuis in het werk van Leonard Cohen en Tom Waits uit zijn eerdere voorstellingen, om de klassieke Anglo-Amerikaanse murder ballad als uitgangspunt te nemen. Het zeventiende eeuwse ‘Knoxville Girl’ bijvoorbeeld. Of Johnny Cash die een man in Reno neerknalde, ‘just to watch him die’. Maar Noorman zoekt het dichter bij huis. De Nederlandse taal leent zich prima voor wrede, gewelddadige moordballades, ondervond hij. Bij het lesgeven op een basisschool leverde het lied ‘What shall we do with the drunken sailor’ inspiratie op. Wat zullen we doen, vroeg hij zijn klas, met de dronken zeeman? ‘Blazen op zijn mond totdat zijn ogen er uitpuilen’, antwoordde een kind uit Groep 8. Het begin van een moorddadig lied was geboren.
Noormans gelegenheidsorkest De Noormannen bestaat dit keer uit vaste violiste Vera van der Bie (als ‘De heks van Hengelo’) en twee leden van het Amsterdams Andalusisch Orkest: ud-speler Mehmet Polat en percussionist Alper Kekeç. De combinatie is briljant. Het exotische palet aan ritmes en klanken, inclusief De Bies zingende zaag, geeft vorm aan de morele grijstinten die Noorman in zijn merendeels zelfgemaakte moordballades wil vangen.
Een ballade over een fatale rattenplaag klinkt als een eeuwenoude folksong. Een Turks georiënteerd lied over drie kamelen en een baby loopt evenmin goed af. Bijzonder fraai is Noormans ‘Ik had het je beloofd’ over de genadevolle dood die hij gunt aan een dierbare die klaar is met het leven. In ‘Waar gebeurd’ dist hij het verhaal op van de man in Duitsland die opgegeten wilde worden. Noorman verplaatst zich in de gedachtenwereld van het slachtoffer, op weg naar zijn laatste bad. De melodie doet denken aan Nick Cave’s ‘The Mercy Seat’.
Nadat hij heeft vastgesteld dat er in Nederland 17 moorden per seconde plaats vinden, maakt de veganist Noorman zich boos over de 500 miljoen dieren per jaar die in ons land worden gedood. ‘Nederland heeft geen stikstofprobleem’, fulmineert hij, ‘Nederland heeft een compassieprobleem’. In ‘De cirkel van de dood’ verplaatst hij zich in de drijfveren van een massamoordenaar: ‘Ik schoot, ik schoot…’ Met een aantal nieuwe coupletten bij ‘Aan de oever van de Rotte’ brengt hij subtiel aan het licht dat oorlog alleen nieuwe wraakgevoelens en nieuwe generaties van oorlogszuchtige kinderen oplevert.
De dood heeft altijd het laatste woord, stelt Flip Noorman berustend vast. Pas aan het eind valt hij terug op een (vertaalde) cover: het wonderschone ‘Henry Lee’ van Nick Cave en P.J. Harvey. Zingen over de dood kan schoonheid en medemenselijkheid oproepen. Dat is de conclusie na het zien van deze huiveringwekkend mooie voorstelling.