Meeslepende muziek van Philip Glass en lyrische dansers met een fenomenale techniek, die in wisselende formaties in witte balletkleding over het toneel rennen. De lange gespierde ledematen die door het camerawerk goed tot hun recht komen. Een arabesque met gespreide armen en snelle, krachtige draaien en sprongen. (meer…)
Hoe word je jezelf? Wie ben je voor jezelf? Hoe ben je? Vragen als deze spoken door je hoofd bij het kijken naar de performance Monumental Metamorphosis van performer Milou van Duijnhoven, te zien op Festival Cement. In minder dan een uur verkent ze alle rollen en perspectieven van waaruit je haar als jonge vrouw kunt zien en pelt ze die met grote precisie binnen een heel kleine actieradius af.
In een eerdere incarnatie, in voorstudie Horns die vorig jaar te zien was tijdens de laatste editie van festival Something Raw in Frascati in Amsterdam, schermde deze creatuur nog met een samoeraizwaard. Maar haar evolutie heeft zich verder doorgezet, zien we nadat ze zichtbaar is geworden. Het zwaard is volledig deel van haarzelf geworden, te zien aan haar handen waaraan elk drie zwaardachtige vingers zijn gegroeid. Ze zijn van glittergoud, net als haar hoorns.
In de witte ruimte waar we naar haar onthulling komen kijken, klinken zachte natuurgeluiden. Zijzelf ziet eruit als een game-heldin, categorie priesteres-krijger: op Samoerai-outfits gebaseerde dubbele schouderkappen in knalrood, een schildplaat voor de borst, een smalle gouden taille en een lange rok, zwarte veterlaarzen met hakken. Ze staat als een monument, op een klein wit draaiplateau, centraal voor de witte achterwand. Haar gezicht is onpeilbaar achter een masker.
Haast onmerkbaar begint het draaien, en haast onmerkbaar zet ze heel precieze bewegingen in om te vertellen. Van Duijnhoven neemt haar tijd om de kijkers in eenzelfde toestand van rust te brengen als het tafereel dat ze neerzet. En zo kun je alles heel goed zien, hoe klein aanvankelijk ook. In alles doet het denken aan de beheersing en rituele vertelvorm van het sterk gecodificeerde Japanse Noh-spel.
Een vrouwenstem klinkt op en begint aan een lange reeks opsommingen, terwijl de natuurgeluiden plaatsmaken voor een lang doorklinkende synthesizertoon zoals de opening van Madonna’s Vogue. En de lange slanke armen met de zwaardvingers eraan beginnen bij de opsomming van merknamen als Nikon, Canon, Panasonic inderdaad te kaderen als bij het voguen. Maar tussen dat duidelijke en expliciete samenvallen van de verwachting met wat zij ons toont ligt een wereld aan subtiliteit, associaties en explosieve zeggingskracht.
De lange reeks woorden, die allemaal (kunnen) slaan op het fenomeen vrouw, of misschien wel mens, worden stuk voor stuk met een minieme beweging of gebaar opgepikt. Soms leidt het woord, soms het lichaam. Soms praat ze mee, soms zwijgt ze stuurs. Allemaal labels. Allemaal referenties. Aanwijzingen. Afwijzingen. Ze speelt ermee, voegt zich ernaar en lijdt eronder. Zodra ze het toelaat is het om gek van te worden. De rebellie wordt gaandeweg de fysieke vertelling een volkomen noodzaak. En wonderlijk genoeg speelt deze hele ontwikkeling zich eindeloos lang af op een schijf niet groter dan een elpee.
Wat ik leerde: als al het licht rood is en je knippert met je ogen, is het niet zwart maar groen dat je daar aan de binnenkant ziet. Het woord ‘girl’ is een woest en grommend ding. Je kunt je harnas afleggen ook als je onhandige handen weigeren mee te werken. De stilte voor de storm is niet hetzelfde als de stilte daarna. Die ervoor is zwanger van al het razen en blazen, die erna is kwetsbaar. En alles kan een harnas zijn. De echte krijger legt het op het juiste moment af en leeft even kort als een dagvlinder. Ze verdwijnt in het oneindige wit.
Foto: Bas de Brouwer