Toneelgroep Maastricht had meer met de diepgaande klank- en woordrijke toneelbewerking van Eyes Wide Shut kunnen doen***
‘Essais’ schreef hij. Probeersels. Persoonlijke gedachten, mijmeringen over zijn eigen leven, het leven in het algemeen, de wereld, kleine en grote gebeurtenissen. Filosofische proeven. Montaigne schreef ze zijn hele leven lang. Hij vond het essay uit, een dikke vierhonderd jaar geleden. Theatermaker Koen De Sutter brengt Montaigne tot leven, en hoe! Hij laat horen hoe actueel oude wijsheden kunnen zijn.
Koen De Sutter is een Vlaams acteur/theatermaker die onder andere bij Zuidpool heeft gewerkt en samen met Jan Decleir Onder het melkwoud (op het Zeeland Nazomerfestival) speelde. Samen brachten ze ook een virtuoze Faust op de scène. Bij de vernieuwde Toneelgroep Maastricht speelde hij mee in Othello en coachte en regisseerde hij rake producties. Nu staat hij op het toneel in een tekstmonoloog, maar niet alleen: hij staat er samen met zijn zoon Cesar, die op zijn elektrische gitaar zijn vader inleidt. Vader kijkt geïnteresseerd naar het spel van zijn zoon, knikt welwillend zoals het een vader bij artistieke uitingen van de kroost betaamt, en ziet en hoort dat het goed is. Zijn zoon volgt de woorden, de vele woorden vanaf de zijlijn, breekt af en toe door in de monoloog, houdt muzikaal de spanning erin.
Koen De Sutter speelt, nee is Montaigne (1533-1592), die over zijn leven vertelt, zijn probeersels. Alleen voor de familie geschreven, over de niersteenpijnen, over zijn vriend Etienne. Over zijn (dode) kinderen, maar opvallend niet over zijn vrouw. Heel even heeft hij het over vrouwen. Hij is natuurlijk een man van zijn tijd. Maar op andere vlakken klinkt hij nog zeer actueel, was hij zijn tijd vooruit. Hij weidt als een rasverteller uit over zijn reizen en wederwaardigheden en koppelt daaraan moralistische uitspraken en bedenkingen. En wij hangen aan zijn lippen: twee uur lang weet hij ons te boeien, met zijn uitspraken, mijmeringen, zijn belevenissen, de voorbeelden die hij uit de antieke literatuur haalt, zijn overwogen commentaren en zijn twijfels. Hij ontpopt zich tot een filosoof die niet betweterig is, tot een commentator (columnist) die niet zijn gelijk door de strot drukt, maar als een nederig iemand, die het ook niet altijd weet.
‘Que sais je?’ was het motto van Montaigne, die een tijdje rechter is geweest en ook nog tegen zijn wil tot burgemeester van Bordeaux werd benoemd. Liever ging hij op reis en nog liever trok hij zich voor langere tijd terug in de toren van zijn kasteel, tussen de vele boeken die hij van zijn vriend Etienne had geërfd, om er te lezen, te filosoferen, korte mijmerstukjes te schrijven. Er gebeurde zoveel rondom hem, er waren zoveel vragen, zoveel meningen. Als hij nu geleefd zou hebben, zou hij een fervente blogger zijn geweest, denk ik.
Humanist én scepticus was hij, die vond dat filosofie een les in sterven is. En in nederigheid. Maar hij noemt zichzelf geen filosoof. Hij zou stoïcijns willen zijn, maar dat lukt niet. Alexander Roose, professor Franse literatuur aan de universiteit van Gent, selecteerde uit Montaignes werk teksten die heel actueel klinken. Montaigne stelde ruim vier eeuwen geleden al dat angst angstig maakt, in onze verbeelding ontstaat paniek en machthebbers maken er graag gebruik van. Neerkijken op andere mensen, zichzelf superieur vinden, dat alles hangt af vanuit welk perspectief je naar het vreemde, onbekende kijkt. Montaigne haalt het voorbeeld van de Indianen aan die hier in Europa worden tentoongesteld. Maar dat zijn toch ook mensen! Die van hun kinderen houden, pijn hebben, gelukkig kunnen zijn.
Hij heeft het over pijn. Hoe de dood een oplossing voor pijn kan zijn. Hij steekt de draak met de zelfingenomenheid en zelfoverschatting van veel mensen om hem heen, die met hun gezwets de godsdienstwaanzin aanporren. Hij trekt, weliswaar met veel woorden, ten strijde tegen de kakelcultuur. Hij doet zijn jas uit, kleedt zich even in een jas met plooikraag, om dan later in zijn witte boxershort rond te lopen. In hun ondergoed zijn alle mensen hetzelfde.
Achter hem op de scène staat een installatie van kunstenares Sofie Muller. Het zijn hoofdjes die aan slangetjes hangen, als infusen die vanuit een glazen hart volgepompt worden. De Sutter gaat er langzaam naar toe, sluit sommige hoofdjes met een schaar af, bij andere haalt hij het schaartje weg, weer andere manipuleert hij via een magneet tot beweging. Vele hoofden, vele gedachten.
En als zijn stem even kan zwijgen, klinkt er de muziek, als commentaar op de woorden, als een moment om de aangehoorde wijsheden te kunnen laten bezinken. En als er geen woorden meer zijn, dan is er nog dansen. Op een paard, het houten turntoestel, staat Montaigne/Koen De Sutter, in zijn witte ondergoed, hij probeert zijn evenwicht te houden, klimt er vanaf. Quand je danse, je danse. En danst. Niet volgens opgelegde bewegingen, maar vanuit zichzelf, hij danst zoals hij dat wil en kan. Heel persoonlijk, zoals zijn woorden waren.