Niemand lacht zoals Abdelkader Benali dat doet: breed en vol overgave. Vanachter een geïmproviseerd aanrecht begroet hij het publiek, onderwijl in de weer met paprika, wortels, komijn en stoofvlees. In Moeder en zoon kaart de schrijver op liefdevolle wijze thema’s aan uit zijn gelijknamige boek dat eerder dit jaar verscheen. Van opoffering tot ouderschap, en loyaliteit tot thuiskomen. (meer…)
‘Ik lijk niet op jou.’ Ze herhaalt het een aantal keer in de voorstelling Moeder van glas. Ze huilt niet, heeft geen hulp nodig, ze maakt carrière, ze kookt en wast. ‘Ik ben er. Altijd. Ik lijk niet op jou.’ Het klinkt meer als bezwering dan als constatering.
De voorstelling is gebaseerd op het gelijknamige boek van Roos Schlikker uit 2018, waarin ze het verhaal van haar bipolaire moeder optekende. Dat betekende een jeugd waarin pannenkoeken bakken kon uitmonden in een waar feest, maar ook een jeugd waarin ze meermaals vriendinnetjes die bij haar wilden komen spelen op het laatste moment moest afzeggen. Dan ging het niet, soms stond het schuim letterlijk op haar moeders lippen.
Een diagnose kwam er pas toen Roos Schlikker volwassen was. Na een hele periode van het kastje naar de muur te zijn gestuurd, is er eindelijk een arts die zich eraan wil wagen. ‘Mijn moeder heeft een bipolaire stoornis en ik ben opgelucht. Het heeft een naam.’ En nee, vervolgens is het niet een ‘kwestie van de juiste pillen’ om er vanaf te komen, maar het draagt wel bij aan het herstellende begrip tussen dochter en moeder.
Moeder van glas – de eerste voorstelling van het door Schlikker en regisseur Erris van Ginkel opgerichte Productiehuis Lente – is een sober geënsceneerde monoloog die voortdurend afwisselt tussen uitgespeelde scènes, anekdotes, goedbedoelende onzintips van haar omgeving en reflectieve observaties. Actrice Sandra Mattie is op haar sterkst in klein en ingetogen spel, waar het publiek zelf emoties op kan projecteren. In regie van Van Ginkel – die samen met Schlikker de toneelbewerking schreef – ligt het tempo vrijwel voortdurend hoog. In combinatie met de opbouw van de tekst, die uit korte, door elkaar versneden flarden bestaat, mis je daardoor momenten van rust en echte breekbaarheid en fragiliteit.
Moeder van glas gaat minstens zo veel over de dochter als over de moeder. Prachtig is de (wederzijdse) realisatie dat ze behoefte hebben aan het herwinnen van die moeder-dochterrelatie. Als ze als volwassen vrouw op een trappetje in Kopenhagen door haar moeder getroost wordt, schiet ze aanvankelijk in een reflex van excuses, maar uiteindelijk laat ze zich troosten.
In dat besef ligt de grootste kracht van dit integere theaterproject: haar moeder is niet alleen maar een bipolaire vrouw, het is ook haar liefdevolle moeder, een vrouw met bagage, herinneren, dromen en verwachtingen. En haar dochter lijkt op haar, zoals dat hoort. Dat realiseert ze zich in toenemende mate. Als ze in de spiegel kijkt ziet ze ‘de verwarde blik van mijn moeder en de ogen van mijn oma’. Háár kinderen zullen op een dag in de spiegel hetzelfde zien. Als ze zichzelf op een vakantiefoto terugziet en zich realiseert hoezeer ze op haar moeder lijkt – op haar goede dagen – is ze trots. Dat gun je elk kind, en elke ouder.
Foto: Wim Lanser