Bij binnenkomst in de foyer van het Pesthuis te Leiden krijgt het publiek een houten mal aangereikt. Vervolgens loop je langs een tentoonstelling, vormgegeven door Studio Moio, met daarin in verschillende hoeken vragen over hoe jij als individu paste binnen het Nederlands schoolsysteem. Bij elk antwoord dat je kan geven ligt een houten vormpje. Soms een ster, soms een rechthoek of een cirkel. Je snapt bij vraag drie al: het is schier onmogelijk om te passen binnen de mal.

De theatermonoloog Moed is het afsluitende deel van ‘Wij, de stad’, een meerjarig onderzoek door PS|theater dat uitmondt in theatrale projecten over kansenongelijkheid en gelijkwaardigheid. Eerder maakte het Leidse stadsgezelschap TwaalfZestien en Eenentwintig.

In de hoofdrol schittert Mahfoud Mokaddem, een acteur die zijn inspiratie haalt uit zijn eigen ervaringen tijdens de coronacrisis, toen hij besloot les te geven op een MBO. Mokaddem weet de theaterzaal moeiteloos om te vormen tot een klaslokaal, waarin hij het publiek persoonlijk en hartelijk begroet, sommigen zelfs met een vriendschappelijke box.

De voorstelling begint speels en informeel, met Mokaddem die zijn ‘leerlingen’ zoals Faoud, Teun, Reza en Dayenna introduceert. Het voelt alsof je deel uitmaakt van een klas vol uiteenlopende karakters. Al snel betrekt hij het publiek bij zijn verhaal, door vragen te stellen over hun eigen schoolervaringen en hun rol in de maatschappij. De manier waarop hij dit doet, is verfrissend en nooit geforceerd; Mokaddem straalt een oprechte interesse uit en behandelt iedereen met een ontwapenende glimlach.

Geobsedeerd door het curriculum
Moed
neemt de toeschouwer op fragmentarische wijze mee in de wereld van het MBO, het Nederlandse onderwijssysteem en de mensen die zich binnen dit systeem bewegen. In een opvallend dynamische regie van Pepijn Smit vliegt, springt en rent Mokaddem van scène naar scène. De ene keer speelt hij de drukke student Reza, de andere keer meandert hij als een spoken word-artiest door de obsessies van onderwijs-collega Anja over ‘het curriculum’. De tekst van Anouk Saleming benoemt sterk waarom het onderwijs een ontmoeting zou moeten zijn, in plaats van een plek waar je alleen moet zitten en luisteren.

Ondanks de frisse uitvoering en het spelplezier waarmee Mokaddem zijn verhalen deelt, is de voorstelling, vooral in de laatste veertig minuten, ietwat rommelig. Meerdere malen was onduidelijk waar we in het verhaal zijn of wie er aan het woord is. De mozaïek-achtige opbouw zorgt ervoor dat de focus hier en daar verloren gaat.

De scherpe kritiek op het onderwijssysteem wordt soms onderbroken door quasi-poëtische teksten, zoals ’taal is een schip, dus ik steek van wal’ of ‘Ik wil jou dwars door dat systeemplafond op je dromen wijzen’. Hoewel deze teksten esthetisch aantrekkelijk zijn, dragen ze niet altijd bij aan de kern van het verhaal of boodschap, waardoor de aandacht van de toeschouwer toch verslapt.

Desalniettemin doet dit alles niets af aan de passie en de liefde die uit deze voorstelling spreken. De liefde voor het buitenbeentje achter in de klas, voor degenen die door het systeem worden vergeten. Mokaddem is een wervelwind van enthousiasme en oprecht geïnteresseerd in zijn publiek. Het is duidelijk dat deze voorstelling thuishoort in de aula’s van scholen door het hele land; geen onderwijsinstelling zou dit mogen missen.

Foto’s: Ben van Duin