‘Disrespectful!’ roept iemand in het publiek. Heeft iemand aanstoot genomen aan de toch zeer liefdevolle manier waarop theatermaker en componist Timo Tembuyser christelijke ritualiteit naar zijn hand zet? Al gauw blijkt het echter om de vermaarde danseres Fumiyo Ikeda te gaan, die in Tembuysers Missa mater sola de rol van de archetypische moederfiguur op zich neemt. (meer…)
Pas in het zesde en laatste deel van de Missa in tempore belli uit 1796 greep het me echt naar de keel. ‘Dona, dona, dona nobis pacem’ zingt het Koor van De Nationale Opera onder leiding van dirigent Lorenzo Viotti heftig en het klinkt met een daadwerkelijke urgentie. Of het nu de dreiging is van de Fransen in 1796, die Wenen in willen nemen, of de ellende in Afghanistan in 2021, of welke oorlog dan ook: geef ons in godsnaam vrede!
Haydns mis in tijden van oorlog geldt niet als een regelrecht anti-oorlogsstuk. Daarvoor is de muziek, tot vlak voor het einde als de pauken hun best doen spanning op te wekken, te opgewekt, in majeur, getuigend van het rotsvaste Godsvertrouwen van de componist. In die zin is het een waagstuk om deze mis tot een operavoorstelling te bewerken. Net als elke katholieke mis bevat hij geen zichtbare handeling, geen herkenbare hoofdpersonen, geen dramatische tegenstellingen.
Bij De Nationale Opera heeft men dat opgelost door in overleg met de Zwitserse regisseur Barbora Horáková de jonge Zwitserse componist en DJ Janiv Oron te vragen de mis aan te vullen met moderne, elektronische muziek die een tegenstelling moest vormen met de mooie muziek van Haydn. Immers, het hoeft niet altijd mooi te zijn, zoals violiste Isabelle van Keulen tijdens een recente masterclass zei.
De muziek die Oron gedeeltelijk live op het podium creëert bestaat uit klankvelden die goed aansluiten op de kerkmuziek van Haydn, maar daar niet al te sterk mee contrasteren. Er is een goede afwisseling, maar geen duidelijke dramatische werking. Dat geldt ook voor de video’s van Simon Hänggi en Hervé Thiot.
Regisseur Barbora Horáková bedacht nog iets interessants. Zij gaf de vier solisten (sopraan Janai Brugger, mezzosopraan Polly Leech, tenor Mingjie Lei, bariton Johannes Kammler) samen met dramaturg Niels Nuijten elk een eigen, tragisch achtergrondverhaal mee. De ene heeft een abortus gepleegd na een verkrachting, de ander worstelt met zijn homoseksualiteit, de derde heeft zich ontworsteld aan een gewelddadig huwelijk en de laatste heeft als kind een dodelijke ziekte overwonnen, die volgens zijn streng-christelijke ouders een straf van God was. Interessante verhalen, maar als ik ze niet in het programmaboekje had gelezen had ik ze niet kunnen herkennen. En dat ondanks nog een andere belangrijke toevoeging: negen dansers van Het Nationale Ballet dansen een choreografie van Juanjo Arqués, die ons over deze achtergrondverhalen moet vertellen. Maar hoe kunnen we als publiek de sterke, moderne, expressieve dans van Arqués zomaar in concrete verhalen vertalen?
Er is nog iets nieuws bij bedacht, twee figuranten, een oude man en een jongetje lopen samen en apart rond over het toneel. Vooral het jongetje is geweldig in zijn nieuwsgierigheid, tegendraadsheid en naïviteit. Hij neemt soms de leiding over de groep dansers en daarmee over hele gebeuren op het toneel.
Het is bijna ondankbaar van mij om bij zoveel interessante en mooie elementen te klagen dat het allemaal niet een geheel wil vormen. Wat mij wel heel erg aanspreekt is de tegenstelling tussen Haydns achttiende-eeuwse muziek en de heel gewone kleren (Jorine van Beek) van de solisten, die er bijna als zwervers uitzien, en het koor, dat begint in witte gewaden die in de loop van de avond uitgaan. Misschien is het toch dat alledaagse waardoor het smekende ’dona pacem’ bij mij zo hard aankwam.
De Nationale Opera is het seizoen sterk begonnen, met Der Zwerg van Zemlinsky en deze Mis in tijden van oorlog. Beide voorstellingen zijn misschien niet helemaal geslaagd, maar ze getuigen van lef, originaliteit en inzet.
Foto: Bart Grietens
Een interessant experiment maar voor mij niet helemaal geslaagd. Barbora Horáková had volgens mij veel te veel hooi op haar vork genomen. Het begon al met het koor te verbannen naar de tweede etage van een hangend platform om op het podium een leeg speelveld te creëren. Dat is vragen om problemen. Meteen al aan het begin van de mis van Haydn liepen koor en orkest al niet meer synchroon. Lorenzo Viotti had de grootste moeite om de boel nog enigszins bij elkaar te houden. De afstand tussen koor en dirigent was veel te groot. Pas toen het koor voor het Agnus Dei op het podium verscheen klonk alles prachtig. DNO heeft kennelijk niets geleerd van eerdere problemen op dit terrein. Wat er op het podium gebeurde oogde zeer rommelig. De choreografie van Juanjo Arqués was moeilijk te beoordelen omdat het vaak aan het gezicht onttrokken werd en voor mij de belichting te wensen overliet. Op mij kwamen de bewegingen nogal plichtmatig over en toen er ook nog met linten werd gewerkt moest ik aan Giselle en La Fille Mal Gardée denken. Een zitplaats hoger in de zaal had waarschijnlijk een beter overzicht gegeven. Max Arian roemt de contrasten in de voorstellingen. Dat is een beetje een open deur intrappen. Als je de weldadige klanken van de mis van Haydn die werken als balsem voor de oren afwisselt met oorverdovende elektronische klanken, een soundscape heet dat dan krijg je zonder problemen een contrast. Soms werden regels uit de Latijnse mis op het toneel door de handelingen van de zangers onderstreept. Bijvoorbeeld bij het incarnatus est in het Credo ontbloot de bariton zijn bovenlichaam en wordt hij daarna afgesponst als een Christusfiguur. Hetzelfde gold voor het sedet ad dexteram Patris waarbij de bariton op een bankje zit en de oude man naast hem komt zitten. Waarschijnlijk heb ik vele andere verwijzingen over het hoofd gezien. Het orkest speelde prachtig op de momenten dat de dirigent niet in beslag werd genomen door het in het gareel houden van het koor. De solisten waren uitstekend waarbij vooral de prachtige sopraan van Janai Brugger moet worden vermeld .Graag gauw en veelvuldig terugvragen. Nog voordat de voorstelling aanving begon een jonge trommelaar zijn kunstjes te vertonen. Ik dacht meteen aan Oskarchen uit Die Blechtrommel van Günter Grass. Gelukkig werd hij geen stoorzender bij de voorstelling. We wisten in ieder geval dat het om de paukenmis van Haydn ging.