Het Micro Festival is een van de weinige internationale poppentheaterfestivals die Nederland nog rijk is; het is bedroevend te constateren dat er vanuit de voorwaardenscheppende organisaties zo weinig stimulans uitgaat om deze sector waarlijk tot bloei te laten komen. (meer…)
Op het Micro Festival kan het publiek routes volgen met drie voorstellingen op drie uiteenlopende locaties, die kunnen variëren van een plantsoen buiten tot en met een kamer bij iemand privé thuis. Voor route nummer 2 werd de spits afgebeten onder een oude beuk door Andras Lénárt met zijn Mikropodium, die zijn miniatuurfiguurtjes van onder anderen een ballerina, clown en zeemeermin muzikaal en verfijnd weet te manipuleren. In een accommodatie bij iemand thuis, een ruime voorkamer in de binnenstad van Dordrecht, speelde daarna de Borshch group de voorstelling Notenkraker, groenteballet. In een monumentale huiskamer op een ander adres volgde Compagnie Infra’s Couveuse.
In Notenkraker, groenteballet proppen de twee Tsjechische bespelers allerlei groenten in een (te) kleine miniatuurtheatertje om op populaire klassieke muziekdeunen samen een ballet uit te voeren. Dat knoflookbollen kunnen associëren met ballerina’s in tutu mag duidelijk zijn, maar om ze dan te voorzien van ballerina-beentjes met spitzen en ze als marionetjes te bedienen met een haakje, doet radicaal afbreuk aan het idee om groenten zonder meer op te voeren als handelende, performende dansers.
Het geheel blijft in het kleine half uur dat het duurt, steken in een wat onbeholpen dramatiek waarbij dezelfde thema’s herhaald worden en conflictjes uitgekauwd worden. Dat dit dan allemaal versterkt zou worden door het gratuite gebruik van antimakassars (of zijn het kanten onderzettertjes?) in het decor is een misverstand. Tegen het eind wordt het toneeltje volgepropt met een groot aantal willekeurig gekozen groenten die kriskras op elkaar gestapeld worden en tot besluit worden de kaarsjes, die het toneeltje hadden voorzien van een voetlichtje (dat overigens maar matig hielp bij het in het licht zetten van de choreografie), in etappes uitgeblazen.
Sophie Mayeux van Compagnie Infra hangt, naast een transparante bak die de couveuse voorstelt, een witte verpleegstersjas op. De poppenspeler trekt deze op gestileerde wijze aan, doet haar handschoenen aan en plaatst zich achter de couveuse. Het spel kan beginnen. Ze steekt haar handen door de twee daartoe bestemde gaten en graaft wat in het grijze zand dat op de bodem ligt, totdat zij een vondst doet: een schedeltje. Is het grijze zand de overgebleven as na een crematie? Is het wel een couveuse? Wat voor soort baby had hierin dan verzorgd moeten worden? En in het andere geval: wie is hier dan gecremeerd?
Aan het schedeltje zit nog een ander deel vast van wat een compleet skelet moet zijn geweest. En nadat het figuurtje de omgeving ietwat onderzocht heeft, graaft het beetje bij beetje meerdere onderdelen van het skelet op. Uiteindelijk is het figuurtje redelijk compleet en kan het overeind en tot staan komen. De speler blaast over het opstuivende zand, alsof zij volgens de oude mythe leven wil blazen in een kleipopje. En dan volgt de ontknoping: in de buik van het figuurtje groeit een kindpopje. Met kracht wordt de voorkant van de couveuse geopend: de weg is vrij voor een nieuw leven.
De poëtische sfeer die het interessante beeld oproept, de rustige animatie, en de vloeiende beweging van Schuberts kwartet met het veelzeggende thema uit zijn lied Der Tod und das Mädchen: alles werkt mee om een zachte, stemmige voorstelling te creëren waar melancholie de boventoon voert.
Foto boven: Johana Bartova – Notenkraker, groenteballet van Borshch Theatre Prague