Vorig jaar verraste objecttheaterduo Sonja van Ojen en Hendrik Kegels met de intieme, woordloze voorstelling Om de hoek woont een struik. Daarin fantaseerden ze over wat alle objecten die de mens de wereld in heeft geholpen, zouden doen als diezelfde mens er niet meer zou zijn. Het resulteerde in een even feestelijk als aandoenlijk kleinood, met discoënde flatgebouwen, wandelende standbeelden en hossende winkelwagentjes.

In de opvolger Micro… de dingen komen in opstand borduurt het tweetal voort op die thematiek, in een voorstelling die even hilarisch én even ontroerend is. De voorstelling vangt een uur na afloop aan: het publiek dat zich keurig om half drie ’s middags in het Plein Theater in Amsterdam verzamelde, had zich blijkbaar massaal verkeken, aldus de theatertechnici van dienst: de voorstelling begon om half één. Iedereen is al naar huis, het decor zit al in het busje. We kunnen, kortom, wel naar huis: ‘Hier is niets meer te zien.’

Een nogal ijdele aanname, blijkt, want waarom zouden de objecten van een verlaten theaterzaal, als iedereen vertrokken is (of had moeten zijn), niet net zo goed dezelfde of soortgelijke ambities, verlangens en diepgewortelde wrok koesteren? In Micro pakken die objecten hun moment terug: de ladder treedt uit de coulissen, de poetskar kiest de spotlight en het stopcontact bedient de rookmachine. De twee technici en de schoonmaker worden gaandeweg overmeesterd door de rebellerende inboedel, die zich steeds minder van die zelfgenoegzame mens aantrekt en al schuivend, rollend en knipperend zijn eigen plannen trekt. Het zevenpluspubliek (inclusief volwassenen) kiest daarbij vol partij voor de objecten.

Met het concept van deze voorstelling wonnen de makers de Jeugdtheaterpitch 2019 tijdens het Nederlands Theater Festival. In de strakke eindregie van Belle van Heerikhuizen spelen Van Ojen, Kegels en Adina Macpherson de drie theatermedewerkers terwijl ze ondertussen moeiteloos de tientallen objecten nasynchroniseren én bedienen.

Het levert vervreemdend en hilarisch houtjetouwtjetoneel op, dat doet denken aan Jetse Batelaans Als je maar hard genoeg rent, weet niemand meer waar je bent (2015). Die voorstelling werd onder meer gespeeld door een in het rond schuivende houten kist (en een interfererende theatermedewerker). De vergelijking met de theaterwet-tartende Batelaan dringt zich sowieso op, al is het bij Micro minder radicaal en is er meer identificatie: je begrijpt de brandblusser, die al negen jaar aan de muur hangt zonder ook maar één keer gebruikt te zijn waarvoor hij bedoeld is, in zijn hang naar anarchie (‘er moet iets in de fik!’). Hetzelfde geldt voor de ladder die hoort dat ‘ie is afgekeurd en zo regelrecht in een identiteitscrisis wordt gelanceerd: ‘Ik ben toch alleen maar afgekeurd als ladder, ik ben er toch nog steeds?’

Daarin zit ook de onnadrukkelijke, maar bepaald niet afwezige moraal van Micro: ze tonen de consequenties voor de mens die onnadenkend spullen produceert, koopt, verzamelt, wegzet, er niet meer naar omkijkt en weer afdankt. Terwijl de kliko’s voller raken en de vuilnisbelt groeit, zijn wij alweer naarstig op zoek naar vervangende producten. Ons ‘superieure gedrag’ ten opzichte van alle spullen om ons heen, dat ‘mensengedoe’, wordt in deze voorstelling genadeloos afgestraft.

Micro heeft een hoge grapdichtheid, is onverwacht ontroerend én zet kinderen en volwassenen en passant aan het denken. Want als al die spullen ons niet helpen, maar wij al die spullen een handje helpen, kunnen ook de opgehoopte klont kauwgom, het achtergelaten drinkflesje, de bijna beschimmelde sandwich, het rond waaiende plastic zakje en het knipperende nooduitgangbordje, een heuse spektakelshow weggeven. Misschien moeten we iets meer waarde hechten aan de spullen om ons heen. Ook een schoonmaakkarretje is een musicalster in de dop.

Foto: Bas de Brouwer