Toneelgroep De Appel, ooit een Haags instituut, is overleden, maar de acteurs leven. Isabella Chapel bijvoorbeeld speelt Kokkie in de voorstelling Alle dagen kermis. Daarin beheert ze met Frans (Sijtze van der Meer) de ‘Love Train’ op de kermis. U kunt haar nu nog zien spelen; in maart vertrekt ze naar de Pyreneeën. Daar gaat ze dan weer wel theaterworkshops geven. (meer…)
Eindelijk, na anderhalf jaar afgelastingen, kan ik de productie van Stefanie Claes zien, de bejubelde miniatuurtheatervoorstelling die voor het Vlaamse Theaterfestival 2020 geselecteerd was als een van de beste en belangwekkendste producties. En inderdaad, Mia Kermis is een bijzonder sfeervol pareltje van theater met poppetjes, met dingen, en is in al zijn ambachtelijke eenvoud een ode aan verbeelding en verwondering.
Theatermaker, beeldend kunstenaar en performer Stefanie Claes (lid van het collectief Lucinda Ra) raakte – door een vondelingenschuif bij haar in de buurt – gefascineerd in vondelingen. Zij is gaan zoeken in archieven, en ontdekte dat er in de negentiende eeuw heel veel vondelingen waren, en dat die rare namen kregen die vaak verwezen naar de vindplek. Zoals Anne Theresia Kermis. Stefanie Claes maakt er Mia van. Deze Mia staat als het ware voor alle vondelingen, die op zoek gaan naar hun begin, naar hun opgroeien, naar hun zelf, naar een thuis. De miniatuurvoorstelling is als het ware een ode aan al die vondelingen en aan de nieuwsgierigheid naar onze oorsprong. En vooral een lof aan het spel met vormgeving dat de fantasie verbeeldt en de toeschouwer aangenaam prikkelt en ontroert.
Claes doet in deze productie alles zelf. Ze loopt in een blauwe kiel met grote zakken, met een hoofdlampje, naar de tafel, naar achteren, ze pakt poppetjes en decorelementen zoals een reuzenrad met lichtjes, ze loopt langs het publiek (van maximaal dertig mensen), weer terug naar de tafel, bouwt een tafereel op, bekijkt het en verandert her en der de stand van een poppetje. Ze bedient twee spots, ontsteekt de vele kleine leeslampjes en zaklampjes, ze imiteert een trompet, een tuba, haalt geluiden uit oud speelgoed, uit een mondharmonicaatje en mengt die klanken in een loop-station.
Op een plankje voor de tafel plaatst ze een pop. Een vrouwenfiguur met lange benen. Ze ontdoet haar van haar jurk. Daartegenover een mannetje, helemaal bloot, met een rode penis en lange benen. Claes haalt de arm van de vrouw op, ze laat haar een hand uitsteken. Zo verandert ze als in een stopmotionfilm steeds de stand van de poppen. Na elke verandering houdt ze een kleine stop. Ze laat de figuren elkaar omarmen, kussen, vrijen in verschillende standen en paren. Ze laat de vrouw haar amen strekken. Om haar genot te suggereren. Daarna gooit ze het mannetjespopje in het donker, knipt op een ander plek een lampje aan, en begint aan een nieuw tableau vivant. Zo bouwt ze heel traag en strak, bijwijlen sacraal, de ene scène na de andere.
Tegelijkertijd het spelen én het voltooide beeld van het spel zien, maakt deze vorm van theater zo betoverend.
Een bloederige bevalling begint op een canvasdoek en eindigt zonder gruwel in een rood babyfiguurtje. Op de verhoogde tafel bouwt Claes een heel circus uit, met rode doeken, lampjes en allerlei figuren, zoals een gewichtheffer, een beer en een acrobate. Het doet denken aan de circussen uit het fin de siècle met wilde dieren, met Siamese tweelingen, mannen en vrouwen met vogelkoppen, met een hoofd uit de buik, freaks. Het zijn tentoongestelde poppen, expressionistisch qua vorm, kleur en masker. De poppen kennen meestal geen gemanipuleerde beweging, ze worden van plaats verzet, en staan in of buiten het licht. Onder de tafel hangt Claes een schilderij van een wolf met grote tepels. Met kartonnen baby’s aan stokken laat ze de baby groeien.
Een poppetje van het volwassen geworden meisje staat recht, De ijzerdraden armen en benen worden omgebogen, en daar ligt de vrouwenfiguur, als een hoopje mens in elkaar gedoken. Met een minimale handeling maakt Claes er een beklijvend beeld van, zeker als het popje nadien nog door Claes zelf, die haar hoofd verbergt onder een grote witte bol, in haar handen wordt genomen en gekoesterd. Even kent het meisje bescherming, dan ligt ze er weer, alleen.
De meeste poppetjes zijn schichtige figuren à la de tekeningen van Franz Kafka, of spichtige wezens à la Paul Klee’s engelen en kinderfiguren. Klee’s uitspraak ‘Kunst wil niet zozeer het zichtbare weergeven, als wel het zichtbaar maken’ is sterk van toepassing op Mia Kermis. Wascotekeningen, aquarellen, schetsen, tekeningen en de vele figuren, de naakte vrouwen en mannenpoppen, de uitgeknipte bomen die tussen deze verloren figuren worden geplaatst, en zoveel meer maken het dolen van het meisje/de vrouw helder én tegelijkertijd bevreemdend. Als in middeleeuwse miniaturen vol details groeit de voorstelling uit tot een intieme theaterbeleving, zonder idyllisch te ogen, of sentimenteel te worden. De vele taferelen geven de toeschouwer vaak de magische sensatie van het uitgestelde begrip, van het bijna begrijpen.
Foto: Bart Grietens