Het nieuwe programma van Het Nationale Ballet is volledig gewijd aan het werk van ‘artistic associate’ David Dawson. Een mooie keuze en dat is niet de enige die Requiem een sterk tweeluik maakt. Dawson werkte voor beide choreografieën samen met scenograaf Eno Henze en betrekt ervaren danscomponisten Szymon Brzóska en Gavin Bryars waardoor bijzondere werelden worden opgeroepen. (meer…)
De beelden doen geregeld denken aan de enscenering van Stravinky’s Sacre du Printemps door Sasha Waltz. Waarschijnlijk zou Stravinsky het geweldig gevonden hebben als choreografen een verband zouden hebben gelegd tussen zijn oeuvre en een werk van één van zijn favoriete componisten. Verdi’s hyperromantiek behoorde tot zijn favoriete muziek om de zoals hij het noemde economische muzikale kracht.
Zijn Messa da Requiem componeerde Verdi tussen twee van zijn meest theatrale opera’s, Aïda (1871) en Otello (veel later, 1887), terwijl hij intussen doorwerkte aan nieuwe versies van zijn Don Carlo, hoogtepunten uit zijn kunnen als muzikaal vormgever van dramatische gevoelens. Het Requiem is minder theatraal. Vandaar dat het vooral een concertstuk is geworden, ook al was het oorspronkelijk geschreven voor een kerk, de San Marco in Milaan, op 22 mei 1874, ter gelegenheid van het eerste sterfjaar van de bewonderde dichter en filosoof Alessandro Manzoni. En Verdi mocht dan muzikaal economisch componeren, een volledig symfonieorkest (in deze uitvoering het Rotterdams Philharmonisch Orkest met over de honderd musici), een groot koor (het koor van de Nationale Opera met honderd zangers) en vier solisten passen niet zomaar in een kerk. Het resultaat zal indertijd wel imposant zijn geweest, maar de nagalm van een kathedraal komt de muzikale helderheid niet ten goede.
Gisteravond was er niet alleen een formidabele muziekuitvoering te horen, maar choreograaf Christian Spuck had er ook een theatraal meer dan overtuigend geheel van gemaakt.
De Latijnse tekst voor de liturgische dodenmis is een verzameling losse weeklachten over wat er allemaal tijdens de Dag des Oordeels gaat gebeuren en smeekbeden om vrede voor de zielen van gestorven medemensen, en voor ons allemaal als ook wij aan de beurt komen. De tekst volgt niet een bepaald verhaal. Met die overweging hadden de uitvoerenden ervoor gekozen om, anders dan bij operaopvoeringen, geen boventiteling te gebruiken.
Zelf ben ik op de hoogte van het Latijn en bovendien heb ik al vele malen meegelezen tijdens uitvoeringen van Requiems. Maar de tekst is toch zo indringend en bovendien haakt Spuck geregeld zo mooi in op elementen uit de tekst dat ik het betreurde dat de niet-gymnasiasten en anderszins niet-liturgisch-ingewijden de strekking van elke tekstpassage misschien zouden ontberen.
Zo’n indringend moment was er bijvoorbeeld tijdens het ‘Mors Stupebit et Natura’ (‘Dood en Natuur zullen verstomd staan’, namelijk als de gestorvenen uit de dood herrijzen voor het laatste oordeel) als de danseres die een gestorven jonge vrouw verbeeldt eerst vastgehouden wordt door twaalf handen van mededansers die haar overeind moeten houden, terwijl ze dan uiteindelijk verstijft, maar op eigen kracht blijft staan.
Net als bij Sasha Waltz’ Sacre is bijna alles donkergrijs tot zwart, zowel de ruimte als de kleding van koor, dansers en zangsolisten. Uitzondering vormen een paar vrouwelijke dansers die een vleeskleurige tutu dragen, in beeld het equivalent van de jonge vrouw die in Sasha Waltz’ Sacre worden geslachtofferd. En tijdens de grote ‘Dies Ira’-scènes verschijnen twee semi-naakte mannelijke dansers, die al krioelend menselijk verzet tegen de Dag des Oordeels lijken te verbeelden.
Alle zangers en dansers bevinden zich aan het begin opgesloten binnen een grote grijs-zwarte doos-achtige ruimte, met steil oplopende zijwanden en een plafond in dezelfde kleuren, waaruit geen ontsnapping mogelijk lijkt. De ruimte lijkt op de binnenkant van caisson. Het idee van de waterbouwkundige zinkbak wordt verder versterkt door de vele ingenieuze golfbewegingen via de arm- en hoofd-gebaren in Spucks choreografie, waarin dansers, koor en solisten geregeld versmelten tot één geordend krioelende massa. Choreografieën van Hans van Manen, waarin het Nationale Ballet zo bedreven is, komen hier even in beeld.
Halverwege Verdi’s muziek zijn er lange passages voor alleen solisten met het orkest en zwijgt het koor. Choreograaf Spuck gebruikt dat om te tonen dat er toch wel uitgangen zijn uit de door hem geschetste wereld en laat koor en dansers het toneel afgaan via de zijwanden. Dat het toneel zich even later weer vult, verbeeldt wellicht dat er ook buiten de getoonde wereld geen ontsnappen mogelijk is.
Ook in de Sacre is de dood onontkoombaar. De muziek van Verdi verklankt in lijn met de liturgische tekst ook hoop. Bijvoorbeeld in het ‘Agnus Dei’, over het Lam Gods (namelijk Christus) dat zich opofferde voor het zieleheil van de mensheid. Maar Verdi besluit zijn Requiem met een ‘Libera Me’, dat niet per se een vast bestanddeel is van de eigenlijke Requiem-mis, en dat overigens een bewerking is van een stuk dat hij drie jaar eerder had gecomponeerd voor de herdenking van de dood van zijn landgenoot Rossini. In de tekst van het ‘Libera Me’ overheersen weer angst en verdoemenis.
Bevrijd mij, Heer, van de eeuwige dood, op die verschrikkelijke dag, waarop hemel en aarde worden bewogen. Wanneer U zult komen om de wereld met vuur te berechten. Ik sidder en beef, voor het naderende oordeel en de toorn. De dag van toorn, die dag, zal de wereld oplossen tot as, zoals voorspeld door David en de sibille. Geef hun eeuwige rust, Heer, en laat het eeuwige licht op hen schijnen.
Spuck besluit met een indrukwekkend sober voorlaatste toneelbeeld, waarin alleen de sopraan, het koor en een enkele danser overblijven, conform de partituur, en waarin het orkest zelfs grotendeels stil is, op de enkele fortissimo-eruptie na, ontleend aan de eerdere Dies Irae-passages, en eindigend in super-pianissimo. Dan klapt het plafond naar beneden en zien we erbovenop, felbleek beschenen Spucks interpretatie van dat eeuwige licht uit de tekst, een eenzaam gestorven jonge vrouw, de vrouw die mij zo uit De Keersmaekers ballet lijkt weggelopen.
Klonk het orkest vanuit de orkestbak aanvankelijk wat bedompter dan wanneer we het in de Concertzaal zouden hebben gehoord, al snel voegde het geluid zich naar de zaal. De fraai dirigerende Eun Sun Kim hield het precies spelende Rotterdams Philharmonisch ook in toom. Niet zelden nodigt het partituur uit om ook in volume de aardbevingen, bliksem en donder uit de tekst te verklanken, maar hier gingen solisten en koor op het toneel niet in hels kabaal ten onder. In de duivels moeilijke fuga in het ‘Sanctus’ ging de synchronisatie tussen koor en orkest even mis, maar dirigent, orkest en koor herpakten zich al snel, en in de even moeilijke latere fuga in het ‘Libera Me’ bleek dat het ook meteen helemaal goed kan gaan.
Frederica Lombardi zong haar hoogste C-noot in het ‘Libera Me’ beeldschoon, maar hoeft niet alleen daarop te worden afgerekend. Zangtechnisch schakelde ze moeiteloos tussen lyrisch en dramatisch, en ook op het toneel was ze een overtuigende verschijning. Ook de fraaie mezzo Yulia Matochkina beschikte over een geweldige podiumaanwezigheid. Was het in de sopraan- en mezzo-soli en duetten soms al moeilijk de ontroering in bedwang te houden, helemaal te kwaad kreeg de luisteraar het in het onthutsend mooi gezongen ‘Hostias’ van tenor Freddie de Tommaso, dat enerzijds niet lang genoeg kon duren, maar na een tijd ook gewoon te aangrijpend werd. Maar ja, Verdi heeft dit dan ook zo bedwelmend geschreven. Wat minder indruk maakte de baspartij van Alexander Vinogradov. Zijn noten sleepten geregeld een beetje, de stem was wat gewoner en de verstaanbaarheid kwam in het gedrang.
Ik kan mij voorstellen dat choreograaf Christian Spuck ook aan de Middeleeuwse Totentanz dacht toen hij het plan opvatte om een Requiem te verbeelden. De Totentanz, uit de tijd dat ook de requiem-liturgie ontstond, was in de laat-middeleeuwse schilderkunst een populair onderwerp. Misschien vanwege de associatie van sommige vormen van doodsstrijd met dansbewegingen. De spartelende mensen uit de voorstelling deden ook denken aan Brueghels De Triomf van de Dood, maar dan ontdaan van de attributen waarmee in Brueghels verbeelding de stervenden worden gekweld. De donkerte van de enscenering herinnert dan weer aan de grijze donkere weg op weg naar het eeuwige licht in De Tenhemelopneming van de Zaligen in Jeroen Bosch’ Hiernamaalspanelen.
Foto: Michel Schnater
Gelukkig werd deze uitvoering van het Requiem van Verdi niet verstoord door een demonstrant zoals dat het geval was op 3 november j.l. in Het Concertgebouw. Akoestisch was dit wel een enigszins problematische uitvoering. De bezoekers op de zijbalkons konden een gedeelte van het koor niet zien en minder goed horen door de gekozen opstelling. Misschien maar beter ook want er werd zeer luid gespeeld en gezongen en het toneel was schaars verlicht. Er werd prachtig gezongen door koor en solisten en schitterend gespeeld door het orkest maar op mijn plaats klonk het allemaal zeer luid. Stond het acoustic enhancement system niet goed afgesteld of kwam het door het decor: een bijna gesloten doos? Van de choreografie was ik minder onder de indruk. De afgelopen 60 jaar heb ik alle ballet ontwikkelingen op de voet gevolgd dus ik heb wel wat vergelijkingsmateriaal. Ik weet dat moderne choreografen moeite hebben met langere balletten en met groepswerk vooral als het geen verhalend ballet is.Het is ook moeilijk om de spanning vast te houden vooral als je bewegingen moet verzinnen bij een meesterwerk. In deze choreografie zat veel vulsel met golfbewegingen en betekenisloos heen en weer geren. Een dieptepunt vormde de scène waarbij een danser aan een tafelpoot werd meegesleept. Af en toe waren er fraaie momenten waarbij de bewegingen de muziek aanvulden maar meestal zaten de bewegingen de muziek in de weg. Bij het Dies Irae kronkelde een “naakte man” in doodsnood over toneel. Hierbij moest ik denken aan de illustraties bij Dante’s Inferno die recentelijk in Rome waren te zien in het Scuderie del Quirinale. Net als Neil van der Linden heb ik zelf in heel wat missen gezongen en ook in requiemmissen dus ken ik de tekst vrij goed. Dit gold waarschijnlijk niet voor het grootste deel van het publiek (veel jongeren en veel genodigden). Daarom verbaasde het mij dat er geen boventiteling was. Geen Latijn en geen Nederlandse vertaling. Gelukkige kregen de solisten en het artistieke team boeketten aangeboden tijdens het ovationele applaus. Het Concertgebouw en het KCO hebben per 1 januari, 2023 besloten om geen bloemen meer te overhandigen aan dirigent en solisten.
Dag Rudolph, ik zat op het eerste balkon midden. Mogelijk de beste locatie voor de akoestiek. Het orkest klonk eerst wat geknepen, misschien ook omdat het zich moest aanpassen aan de volle zaal, of omdat het elektronisch akoestieksysteem nog precieser moest worden afgesteld. Dat kan zelf bij een halfvolle zaal bij een general nog niet. Het openingsbeeld greep mij meteen aan en die associatie met De Keersmaekers Sacre drong zich meteen op. Ook vanwege het zand of turf op de vloer, dat had ik nog niet vermeld. Er waren zeker ook momenten waarbij ik mij afvroeg of we niet soms invuloefeningen zagen, maar de knappe massa- en ensemble-regieën deden dat gevoel dan weer teniet. De associatie met Dante is ook treffend.
Turf op de speelvloer doet me denken aan de Sacre van Pina Bausch uitgevoerd in de piste van Carré en begeleid door het toen nog niet Koninklijk Concertgebouworkest jaren geleden. Een onvergetelijke ervaring. Een choreografie die gelijkwaardig was aan de muziek en die ook als balletmuziek gecomponeerd is. Slechts een aantal choreografen haalt het niveau van de muziek.
Denk aan Petipa, Balanchine, Béjart (soms), Van Manen, Toer van Schayk (Beethoven 7), enkele balletten van Martha Graham (veel van haar balletten zijn erg gedateerd), Sir Frederik Ashton (enkele balletten). Spuck zit daar niet bij. Waarschijnlijk ook een onmogelijke opgave.
Ik heb heel wat plaatsen uitgeprobeerd in het Muziektheater. Ik had tientallen jaren een eerste rang abonnement in de zaal, midden. Matige akoestiek, prachtig overzicht.Daarna eerste rij, eerste balkon, midden. Prachtige akoestiek, mooi overzicht. Vervolgens tweede balkon, midden. Fantastische akoestiek, matig zicht. Het bekende kijkdooseffect. Ik vrees toch dat ik weer de portomonaie moet trekken wil ik verzekerd zijn van een evenwichtig klankbeeld.
Qua ELDERS: Dat Opera Gazet (2400 abonnees, and growing), die de eerste recensie over Messa da Requiem publiceerde, niet alleen door DNO maar ook door “collega’s” (van wie sommige uiterst kwaadaardig) tegengewerkt resp. genegeerd wordt, dat zijn we inmiddels wel gewend. Ik wil er hier alleen wel even op wijzen dat Het Parool geen recensie van Messa di Requiem publiceerde, althans geen tekst die men over het algemeen als “recensie” kwalificeert.
PS Meneer Duppen: ik ken uw naam nog van een blog waarvan de eigenaar mij voor “nazi” uitmaakte, omdat ik een stuk over Johannes Heesters publiceerde. Ik zie uw gewaardeerde mening nooit eens “op” Opera Gazet. Zijn wij te min omdat uw pa in een grotere kar rijdt/reed dan de onze?
Mijn vader is al bijna 50 jaar dood en heeft nooit een auto gehad. Ik bezit geen auto en ook geen rijbewijs. Ik weet niet welk blog U bedoelt en de kwalificatie “nazi” ben ik in verband met uw naam nooit tegengekomen. Dank U voor uw compliment tenminste als het bijvoeglijk naamwoord gewaardeerde zo bedoeld is.