Op het Holland Festival speelt deze week ALFA, een meertalige voorstelling van Wunderbaum over vooruit- en in de achteruitkijkspiegel kijken. Als je in een auto zit, in een Alfa Romeo bijvoorbeeld, dan doe je allebei. Bovendien kijk je ook over de schouder, of er iemand naast je rijdt. (meer…)
Nog voor de voorstelling Melencolia van Brigitta Muntendorf begint, illustreert deze ongewild de kwetsbaarheid van de virtuele wereld: de app waarmee wij als bezoekers zelf een pro- en epiloog zouden kunnen bouwen, blijkt niet te werken op Android-telefoons. Gelukkig blijkt de techniek óp het podium verder prima te functioneren, afgezien van wat problemen met lipsynchronisatie.
Muntendorf trakteert ons op een tjokvol prentenboek, mede gebaseerd op de gravure Melencolia van Albrecht Dürer. Centraal staat een kopie van de daarop afgebeelde polyeder, een afgeknot veelvlak waarvan we nog altijd naar de betekenis gissen. Dit object wordt tijdens de uitvoering veelvuldig heen en weer geschoven en zal ons met zijn spiegelende oppervlak soms verblinden; uiteindelijk wordt het aan een kabel omhoog gehesen. Ook de hond op de gravure is niet vergeten: hij ligt als speelgoedbeest op het toneel en verschijnt als robot op een van de drie schermen achter de musici.
Deze tonen projecties van blauwe wolkenhemels, kleurige veelvlakken en grauwe wolkenkrabbers, maar ook beelden van de musici, die met hun aangeplakte vleugels verwijzen naar de vrouwenfiguur op de gravure van Dürer. Zij leunt peinzend op haar linkerhand en wordt gezien als verpersoonlijking van melancholie. Het laatste deel ‘Lullaby of the Unborn’ refereert hieraan met een roze computerembryo in een vergelijkbare pose. De navelstreng wiegt zachtjes heen en weer op een melancholiek wijsje van de trompet, kirrende babygeluidjes en speeldoosachtige, herhalende motiefjes van de piano.
De scènes, van elkaar gescheiden door (soms wat erg lange) stiltes, adresseren een ongekend scala aan onderwerpen. Het gaat van scheepsberichten in ‘Anatomy of Melancholy’ naar een analyse van de kopstoot van voetballer Zidane in ‘Le chant de Zidane’ tot een virtueel gastoptreden van Saeid Shanbehzadeh in ‘Nekropolis’. In een spetterend wolkenpak bespeelt de Afrikaans-Iraanse musicus virtuoos zijn ney-anbān, een Iraanse doedelzak; de schelle klank in perfecte samenspraak met de live musici.
Hoogtepunt is ‘Planet Norn’. Tegen een woeste cellosolo verschijnen drie punkachtige dames op de schermen, die met hun zwart-roze omrande ogen angst inboezemen. Verveeld spelen zij met kluwens wol, terwijl het ensemble onheilspellende klanken produceert en buisklokken het ‘Dies Irae’-motief uithameren. ‘It’s okay to be alone, usually you are’, zingen de Nornen met kinderstemmetjes, die sterk detoneren met hun stuurse blikken en forse postuur. De cellist memoreert ondertussen hoe hij met twee collega’s ooit een hondsmoeilijke passage nog ná de repetitie oefende tot ze hem onder de knie hadden. – ‘Kannst du heute gar nicht mehr machen!’
Sowieso is er veel gesproken tekst, die vaak in half afgekapte herhalingen en over meerdere – soms ook gekloonde – stemmen verdeeld door de surround speakers klinkt. Doordat zij vanuit alle hoeken van de zaal komen, word je als luisteraar schijnbaar opgenomen in de handeling. De teksten variëren van beschrijvingen van melancholie tot een relaas over een zelfmoord en bespiegelingen over de liefde. Het met langharige pruiken uitgedoste ensemble schakelt tussen klaaglijke melodielijnen, driftige kakofonische passages, stampende popbeats en laag aangehouden tonen die een dreigende sfeer creëren. De in gifgroene jurken gestoken zangeressen wisselen smeltende sensualiteit af met kekke staccati, naïef geneurie en simpele koorliedjes.
Het toneelbeeld is prachtig en gelikt, maar toch blijft de voorstelling wat op afstand. Anders dan een componist als Michel van der Aa weet Muntendorf ons met alle multimediale middelen niet onherroepelijk mee te voeren op een hallucinante trip. Dit zit hem enerzijds in de veelheid aan indrukken die je als luisteraar krijgt te verwerken, anderzijds in de toch wat jaren-’70 achtige sfeer die het geheel uitstraalt.
De uitvoering is vlekkeloos, waarbij Ensemble Modern zich ontpopt als een club mensen die niet alleen hun instrument perfect beheersen, maar ook volleerde acteurs zijn. Een speciaal compliment verdient altvioliste Megumi Kasakawa, die in het voorlaatste deel, ‘Winter Scene’, haar instrument als offerande het podium opdraagt en vol overgave een Japans volkslied zingt, dat klinkt als een weemoedig Frans chanson. Vanavond nog te beleven in Muziekgebouw aan ’t IJ.
Foto’s: Anja Koehler