In de vijf stukken waaruit Mein Liebling bestaat wordt alles wat T.r.a.s.h. de afgelopen tien, elf jaar onderscheidend heeft gemaakt nog eens opgepakt, liefdevol bekeken en betast, losgescheurd en opnieuw bij elkaar gebracht. Een danseres met natte slierten haar voor haar gezicht. Een ademhaling als een muzikale solo. Rode pumps en felgekleurd kant. Pruiken. Een laag water, een berg zand. Een doos vol herinneringen, bij elkaar ingepakt volgens de intieme logica van het persoonlijke geheugen. Niet om te worden weggestopt, maar klaar om te worden meegenomen en een plek te vinden in een nieuw huis.
Een berg zwart zand op de vloer. De blote benen van danseressen Lucie Petrusová en Eleni Ploumi zijn gestoken in strakke hoge sportschoenen, zoals boksers die dragen, rood met zwart en wit. Klaar om te vechten staan ze te dansen op hun voeten. Ze springen recht omhoog en vallen met verbaasde ogen in spagaat in het zand. Dit eerste deel lijkt vooral een viering van het dansende lichaam, van dans als die natuurlijke, noodzakelijke taal van het lijf dat zich wil verbinden met een ander lijf. Ze swingen samen op de beat en pronken met hun lijven.
Petrusová hitst het publiek op met uitdagende sprongen en handgebaren die zeggen: ‘kom, doe mee’. Zittend op een flightcase oefent ze met guitige ogen haar beatboxing skills: ‘crackertjesss-poffertjessss-crackertjesss-poffertjesss’. Ploumi brengt camouflagestrepen aan onder haar ogen en daagt de muzikanten van de band Die Anarchistische Abendunterhaltung uit. Die nemen de uitdaging stilzwijgend aan en zetten nog eens schurend in.
Met die interactie tussen dansers en muzikanten vormt de muziek een integraal deel van het werk. Tegest Pecht-Guido en bandleden Han Stubbe en Hannes d’Hoine lijken met zijn drieën tegelijk in en uit te ademen in het tweede deel Beatrice. Ik zag dit deel al eerder, bij de opening van de Tilburgse Dansmaand afgelopen oktober, maar het stuk is gerijpt en de humor voert in de nieuwe balans de boventoon. De adem van de danseres die voortdurend wisselt van intensiteit, klinkt versterkt en vertraagd door de hele zaal, klarinet en bas zijn er voortdurend bij, stokkend en versnellend in samenspraak met haar. Het lichaam heeft een woord in zich besloten liggen en Pecht-Guido, gezeten in een hoge scheidsrechtersstoel, moet zijn lichaam kronkelend, draaiend en kokhalzend in de juiste positie dwingen om dat woord los te kunnen laten. Grimmig, maar de energie is licht.
Vanaf de pauze laat choreograaf Kristel van Issum die energie donkerder kleuren. Helena Araùjo lokt om te beginnen met een sexy beat en spannende zang haar kijkers weg van de bar, de aangrenzende, volledig rood aangeklede ruimte in. Als een pruilende, kronkelende, smekende rattenvanger houdt ze de groep bij zich op haar tocht door het gebouw. Eenmaal aangekomen in de drastisch omgebouwde zaal volgt de eerste T.r.a.s.h.-y verkleedpartij van de avond: de roze glitterbikini maakt plaats voor een zwarte jurk en zwarte turnschoenen.
Op de vloer een laag zwart, rimpelloos water, een stille herinnering aan het eerdere We Must Be Willing to Let Go. Araujo doopt haar hoofd ondersteboven in dat water, zwiept rechtop, klimt een ijzeren stelling op en glijdt, na een donker echoënd ‘I’m sorry’, van een zwarte plank het water in. En dan begint een herhaald, volkomen toegewijd opstaan en wegglijden waarin Araùjo’s personage wordt afgestript en uitgebeend tot ze samenvalt met haar beweging en alleen nog maar bestaat uit die pure, volgehouden energie.
En dan moet het sluitstuk nog beginnen. Vormgever Paul van Weert heeft op de plaats van de tribune een wand gebouwd die lijkt opgetrokken uit delen van achterwanden uit eerdere T.r.a.s.h.-voorstellingen. De paneeldeuren uit Auf Wiedersehen piepen er bovenuit. Dwars voor die wand langs hangen twee horizontale steigerpijpen met een stuk doorzichtig zeil er overheen gevouwen. In de hoeken rode en grijze elektriciteitskabels met daaraan een assortiment aan vreemde instrumenten: een enorme plug, een luchtdrukpistool, een lange, smalle spuitkop.
Accordeonist Roel van Camp gaat in deze setting een bezwerend duet met Petrusová aan, die onverschrokken op rode pumps meerdere keren omhoog klautert en als een turnster weer naar beneden glijdt en draait, zich afvragend of ze nu dood is of nog leeft. Ze schiet zich door haar rode pruikenhaar, draait zich in het folie en werkt zich er weer uit, alsof ze wil bekijken hoe dat er uit zal zien, zijzelf, dood. Van Camp haalt vanaf de zijkant een wereld aan knetterende, golvende, kermende geluiden uit zijn instrument die Petrusová nu eens dwingen sterk te zijn en dan weer toestaan af te dalen in duistere gedachten. Laag voor laag pelt zij haar kleding af, tot op het laatste blauwe ondergoed.
Foto Mein Liebling Chapter #2: T.r.a.s.h.