Om 18.58 zijn er 391 wachtenden. Drie minuten later start het OperaVision Summer Gala met een kleine zeshonderd kijkers. Kasper Holten, algemeen directeur van het Koninklijk Deens Theater verwelkomt ons in stemmig zwart colbert met lichtblauwe stropdas. (meer…)
Het publiek heeft in het theater altijd het laatste woord. Helaas valt dat voor de Duitse regisseur Andrea Breth in Amsterdam niet altijd even gunstig uit. Wederom schalde na afloop van haar versie van Puccini’s Manon Lescaut het boe-geroep door de zaal. Gelukkig viel er muzikaal genoeg te genieten met Eva-Maria Westbroek en de Italiaanse tenor Stefano la Colla op het podium en een uitstekend spelend orkest.
‘Wat zou de opera mooi zijn als er geen zangers waren’, riep componist Giacomo Rossini ooit. Vrij naar Rossini zeg ik: ‘Wat zou de opera prachtig zijn als er geen regisseurs waren’. Dat gevoel bekruipt je in elk geval zo af en toe. Nee, dat is geen conservatief standpunt. Dankzij de zogenaamde regieopera beleefde het genre een nieuwe bloeitijd. Een goede regisseur, of hij nu uit het opera- of theatervak komt, kan juist een enorme meerwaarde hebben voor een opera-enscenering. Er zijn legio voorbeelden. Maar hoe fout het ook kan gaan bewees Andrea Breth vorig jaar met haar MacBeth en nu weer met Manon. Steeds weer lopen de producties vast op hetzelfde euvel: een regisseur die tussen het publiek en de opera komt te staan met een intellectualistisch regieconcept dat haaks staat op de geest van de opera.
Manon speelt zich af op vier verschillende plekken in vier verschillende tijden. Dat maakt het werk lastig te ensceneren. Om dat euvel te omzeilen begint de Amsterdamse versie bij het einde. In de laatste momenten voor haar dood kijkt Manon hallucinerend nog een keer terug naar enkele momenten uit haar leven. Op zich een prima aanpak, alleen de wijze waarop Breth een en ander invult werkt niet.
De steriele uitstraling van een Jan de Bouvrie-decor met een enorme leren bank die half in het woestijnzand verdwijnt is hoogst irritant. Zo’n ‘postmodernistisch’ toneelbeeld mag dan symbool staan voor het feit dat Manon moet kiezen tussen rijkdom en liefde: het doet bij deze opera nogal misplaatst aan. Tegenover het warmbloedige temperament van het verhaal en de partituur plaatst Breth een steriele, emotieloze wereld vol gekunstelde gebaartjes, bizarre typetjes en maatschappijkritisch geneuzel. Het doet misschien allemaal vernieuwend aan, maar in wezen betreft het een oubollige muziektheaterstijl die in de jaren zeventig en tachtig misschien door de beugel kon, maar nu niet meer.
Deze enscenering wordt dan ook gedragen door de muzikale kwaliteit. Een mooiere, meer ontroerende, tragische heldin dan Eva-Maria Westbroek kun je je als Puccini-liefhebber niet wensen. Zij straalde, vlamde en triomfeerde. Voor het laatste bedrijf, wat in wezen een groot duet tussen Westbroek en haar tegenspeler Stefano la Colla betreft, schieten – ondanks de onderkoelde regieaanwijzingen van Breth – superlatieven tekort. Westbroek liet weer eens horen waarom zij een onnederlandse internationale carrière maakt. Haar stem kan met gemak de grootste zaal aan en zij balanceerde – zonder enig moment van zwakte – tussen tragiek en triomf, kracht en kwetsbaarheid.
Haar donker gekleurde stem contrasteerde ook perfect met de lichte en pregnante tenorstem van La Colla. Deze Italiaan maakte een onvergetelijk debuut in Amsterdam. Hier stond een tenor op het podium die beschikt over een nuance en expressie zoals je het zelden meemaakt. Thomas Oliemans was goed voor een zeer acceptabele Lescaut en in de bak debuteerde dirigent Alexander Joel bij het Nederlands Philharmonisch Orkest. Met name in het begin had hij de teugels wel wat strakker aan mogen trekken en vaak was ook de frasering wat hoekig en de orkestklank weinig geprofileerd, maar dat zijn details. Over het geheel genomen was zijn kijk op Puccini even meeslepend als die van de zangers op het podium. Conclusie: deze Manon is het zoveelste voorbeeld van een operaproductie waarbij de zangers en de musici de wanprestaties van een regisseur moeten compenseren.
Onbegijpelijk dat deze mevrouw Breth nu alweer een opera mag verpesten. Je vraagt je toch af waar ze daar bij De Nationale Opera mee bezig zijn. Haar Macbeth was verschrikkelijk slecht, uitgejouwd door he publiek, neergesabeld door de pers, en dan denkt DNO “ja, die moeten we nog een keer hebben”. Hoogst irritante regentenmentaliteit.
Het is idd niet de eerste x in Amsterdam dat de regie de componist beledigt. Zo ook met Macbeth en eveneens met Trovatore en Don Giovanni.
Moderne regie moet iets toevoegen, of anders liever de traditionele aanpak waarbij de zangers zich ook meestal erg prettig voelen.
Dirigent, koor en orkest vond ik op hoog niveau, maar Oliemans is een miscast als Lescaut. Tegenwoordig zijn we al blij als een tenor de noten haalt blijkbaar, maar van elegance en finesse was geen sprake. Behoorlijk rechtdoor dus. Westbroeks stem lijkt zo breed te worden dat ze alles moet meenemen naar de hoge noten, klinkt erg vermoeiend. Daarnaast zijn de middentonen vaak niet goed te definieeren. Groot geluid, maar niet voor mij. Muziek blijft overweldigend maar de productie ontroerde mij allerminst.
Vier sterren is geen negatief oordeel – sterker nog: vier sterren is m.i. behoorlijk positief. Zinnen als ‘Op zich een prima aanpak, alleen de wijze waarop Breth een en ander invult werkt niet.’, ‘(…) een oubollige muziektheaterstijl die in de jaren zeventig en tachtig misschien door de beugel kon, maar nu niet meer.’en ‘Conclusie: deze Manon is het zoveelste voorbeeld van een operaproductie waarbij de zangers en de musici de wanprestaties van een regisseur moeten compenseren.’ geven mij de indruk dat de recensent niet al te enthousiast de zaal verlaten heeft. De vier sterren lijken zodoende eerder voor de muzikale kwaliteit van de productie te zijn gegeven dan voor de productie als geheel. Zou Oswin Schneeweisz hier misschien wat duidelijkheid over kunnen scheppen?
Beste Nuno
Ik kan mij je reactie voorstellen. Ik heb zelf ook getwijfeld tussen drie sterren en vier sterren, maar drie sterren vond ik echt te weinig ivm met het topniveau dat hier muzikaal geboden werd. Aangezien je maar zelden een productie met dat soort topzangers hoort, vond ik dat hier toch vier sterren op zijn plaats was. Dit is idd altijd het dilemma met een sterren-systeem. hartelijke groet, Oswin Schneeweisz
Onbegrijpelijke recensie. Ik vond zowel de aankleding als de muzikale invulling perfect, hoewel ik beslist ook van minder ‘intellectualistische’ regiebenaderingen houd. Het publiek zat kennelijk op mijn lijn, want de regisseuse kon gisteren na afloop een open doekje in ontvangst nemen. En wat een tenor, inderdaad!