Het kan natuurlijk wel, onder hoge druk een geslaagde choreografie creëren. Veertig jaar geleden maakte Rudi van Dantzig in amper twee weken een sterk duet voor het twintigjarig dansjubileum van het beroemde echtpaar Alexandra Radius en Han Ebbelaar. Voorbij gegaan (1979) is met zijn rijke variatie in lifts en partnerwerk – van sprakeloos en speels tot stoer en steunend – nog steeds heerlijk om naar te kijken (meer…)
Het lijkt erbij te horen, vlak voor de zomer. Nadat dansers een jaar lang hebben gedaan wat anderen voor hen bedacht hebben, komen ze nu met hun eigen choreografieën. Onlangs waren het dansers van Introdans (in Multicolour), nu zijn het de dansers van Scapino Ballet Rotterdam. Vijf van hen maakten korte stukken voor hun collega’s, onder de noemer Made in Rotterdam.
In het halfduister worden zwevende zilverkleurige ballonnen subtiel aangelicht. Daartussen staat danser Arno Brys op zijn nek, met zijn benen in de lucht. Hij gebruikt zijn schouder- en rugspieren in het strijklicht als sculpturaal materiaal. De sfeer en zijn gecontroleerde robotachtige imponeerdans doen denken aan een ritueel. Misschien een Kung Fu-meesterproef: breng de nacht alleen door in deze omgeving en als je daar goed uitkomt, heb je je opleiding volbracht. Brys heeft naast de gespierde ook een zachte kant in huis: met de ballonnen gaat hij heel teder om.
Na het solostuk van Ruochen Wang (Blank/Spot) zet Mischa van Leeuwen in (E)motion For Someone Particular vier dansers en vier talen op het toneel. ‘Liebe, was meint das eigentlich für dich?’ zegt Daphne van Dooren. De anderen (Yasmin Priyatmoko Bohn, Dario Minoia en Filip Wagrodzki) hebben hun eigen teksten, onverstaanbaar voor mij. Ze lopen aanvankelijk hardnekkig langs elkaar heen, dus met de liefde lijkt het niet zo goed te gaan. Maar dan volgen er toch toenaderingen. Moeizaam en verwrongen.
Frederik Kaijser danst zijn eigen choreografie. Hij gaat in Verloren Brood (hoofdletter, dus Herman?) met kleine pasjes in cirkeltjes rond, met expressieve armen, afwerend of gebarend, vaak peinzend of gekweld. Ook bij hem zie je wat veel meer stukken laten zien: bewegingen die sterker lijken te zijn dan de mens. De dansers lijken onderworpen aan krachten die hen te boven gaan, wat dat ook mogen zijn, en niet tot hun genoegen. Made in Rotterdam laat nogal wat moeizaam geworstel zien. Kaijser eindigt zijn stuk als een boze discodroom.
In Sixhourstwentythreeminutes zet Mara Hulspas danser Dario Minoa in een kast, waar ze hem alleen met heel veel moeite laat uitkomen. Verschrikt en onzeker kijkt hij in het felle licht aan zijn voeten. Uiteindelijk ontworstelt hij zich aan het kader, maar dan blijkt een kast horizontaal een kist te zijn. Uiteindelijk zit hij daar tamelijk triomferend en ontspannen in.
In Oblivion van Alexandre Jolicoeur is zowaar wat humor te bespeuren. Leslie Humbert, in een wit pak met witte sokjes aan, wordt achter opgereden door Jolicoeur zelf, die een imaginaire fiets berijdt. Kleding en acties doen denken aan een inrichting voor de mens die in de war is. Er volgt een spelletje aftasten en onderzoeken, tot de dansers tevreden parallel staan te wiegen en samen ‘Also sprach Zarathustra’ inzetten. Het orkest uit de speakers neemt het over. Jammer dat licht en geluid niet zo georganiseerd zijn dat ze samen een sterk slotakkoord vormen.
Het vinden van een sterk einde is sowieso lastig, dat bleek ook uit het andere werk. Dat heeft Made in Rotterdam van Scapino gemeen met Multicolour van Introdans. De Rotterdamse versie werkt met betere dansers, maar kampt evenzeer met het etude-achtige karakter van de korte stukjes. Is er wel genoeg tijd aan besteed? Nu zijn het niet meer dan vingeroefeningen. Maat die kunnen heel nuttig zijn.
Foto: Hans Gerritsen