Docent, danser, coach. Wit, lesbisch, moeder van twee kinderen. In My Life in Excel door gezelschap Bitter Sweet Dance houdt choreograaf en performer Liat Waysbort het leven gedurende twee jaar bij in Excelsheets. Na een juridisch conflict over de zorg voor haar kroost moet ze bewijzen hoe ‘een goede ouder’ te zijn. Dat gaat met vallen en opstaan. Drie stappen vooruit, en eentje terug. (meer…)
Eind december bracht Danstheater Aya Lust for Life uit in Dansmakers Amsterdam. Het is een voorstelling van choreograaf Wies Bloemen in samenwerking met tien danseressen, actrices en andere dames-performers op leeftijd (55+). Bloemen, die gewoonlijk met haar gezelschap een jong publiek bedient met thematisch geörienteerd danstheater, richt zich in deze voorstelling op haar eigen generatie: hoe als ouder wordende vrouw de opgelegde clichés over verschraling en gebrek aan sexyness te lijf te gaan, en daarbij ook nog de eigen wankelmoedigheid aangaande seksualiteit verteren?
De voorstelling bestaat uit een opeenvolging van scènes die de ‘levenslust’ van de senioren steeds op een andere manier benadert, meestal vanuit het perspectief van één van de vrouwen, die dan de groep als geheel op sleeptouw neemt.
De voorstelling begint interessant, met het publiek op het toneel en de vele vrouwen eromheen, in koor zwaar ademend. Het simpelweg uitoefenen van een fundamentele lichaamsfunctie roept associaties op met zingen, seks en orgasmes, maar ook met de dood. Nadat het publiek alsnog plaatsneemt op de tribune, stapelt de voorstelling echter zoveel clichés over vrouwen, seks en ouderdom, dat Bloemen eigenlijk het tegenovergestelde bereikt van wat ze naar ik aanneem met de voorstelling beoogt: respect en bewondering oogsten voor een oudere generatie, door de wol geverfde performers.
De meeste scènes zijn erg letterlijk en laten in tegenstelling tot de opening weinig aan de verbeelding over. Bovendien bestaat Lust for Life uit veel te veel scènes, waarin niet alleen de vrouwen één voor één, maar ook allerlei onderwerpen enigszins aan bod komen, maar nooit worden uitgediept – choreografisch of anderszins. De choreografie bestaat uit hele concrete gebaren zoals kruipen, rennen, heupwiegen en neukbewegingen. De blik is daarbij voortdurend op het publiek gericht. Alsof de vrouwen nog steeds op zoek moeten naar erkenning. Dit vervreemdt hen eigenlijk van de maturiteit, die je van performers op deze leeftijd zou verwachten.
Tegelijkertijd is er door Bloemen maar weinig ruimte genomen om onzekerheid, kwetsbaarheid en onmacht op een subtiele manier gestalte te geven, of het nu het geweldige thema van de oudere acteur, danser of zanger betreft, of om seksualiteit op leeftijd gaat. Alleen een aantal meer abstracte solo’s, zoals die van Carolien Dokter, Farida Nabibaks of Mia Spil, laten iets meer toe dan een statement.
Ook het verhaal van Andrea Fiege, over het inrichten van een boudoir, intrigeert. De afvalrace om wie nog het meest meisjesachtig kan doen (de finale gaat tussen Trudie Lute en Carolien Dokter, ik ben eerlijk gezegd vergeten wie er wint) is grappig, maar tekent ook de toon van de voorstelling, in de voortdurende verwijzing naar onderlinge competitie en het vragen om aandacht. Het zijn allemaal interessante vrouwen – naast de hiervoor genoemden doen ook Brigitte Defaix, Ellen Peters, Ida Stamhuis, Martine van Ditzhuyzen en Sandra Macrande mee – over wie we eigenlijk maar weinig te weten komen.
Opvallend is de scène waarin een aantal vrouwen zich uitkleedt en in een tableau vivant hun nakende lijf aan het publiek toont. Ze staan er onwennig bij. Het is een feit dat dit soort naaktheid niet vaak wordt ingezet, binnen of buiten de dans. Naaktheid heeft een functie in het theater. Waar we in het sociale leven zo onze grenzen hebben aan wie we wat tonen, en de media daarentegen alleen in ‘ideaal’ gevormde, meestal piepjonge lijven grossieren, is het danstheater een plek waar je die tegenstelling kunt doorbreken. Maar de scène blijft hangen in een wankelmoedig statement. De onbeholpenheid krijgt vervolg noch diepte.
Nooit ontstaat er iets van een diepere lading, een indirecte, meer complexe benadering, die verder gaat dan de losse statements van de dames. Alles vindt plaats in het volle licht, met de volledige ploeg op het toneel, alsof maximale exposure het juiste recept is. Deze voor moderne dans typische mise-en-scène suggereert een vanzelfsprekende gezamenlijkheid, terwijl de groep performers aan alle kanten barst van de verschillen qua inzet en (on)vermogen. Het maakt de voorstelling ongeloofwaardig.
Alles wat de vrouwen zou kunnen verdelen op het heikele punt van het ouder wordende lichaam en seks – verschillende vormen van omgang met de gebruikelijke negatieve representatie, de paradoxale maatschappelijke normen en waarden, het narcisme van de performer, het vergeefs proberen vorm te geven van een eigen verlangen en tegelijkertijd bevestiging willen van anderen – wordt vermeden, terwijl je als toeschouwer vanaf het eerste moment de aarzeling en de terughoudendheid proeft in het optreden van danseressen, actrices, zangers en mimers.
De vrouwen lijken te vervallen in een ingesleten vorm van productie-dwang. Ze geven het volle pond, maken zin of veinzen die desnoods. Steeds zetten zij hun beste beentje voor en steeds gaat het over het voldoen aan de verwachtingen. Verwachtingen waarvan ook ik als ‘jonge’ vijftiger mij afvraag waarom je daar in hemelsnaam nog aan zou willen voldoen. Natuurlijk is het een geweldig taboe-onderwerp, de seksualiteit van oudere mensen. En natuurlijk worden oudere vrouwen dubbel gepakt, omdat ze ook nog eens dat schoonheidsideaal in hun maag krijgen gesplitst. En natuurlijk is het heel wat om in een hoegenaamd spontaan gesprek op het podium het dan over ieders seksleven te hebben (hoe vaak en met hoeveel partners) en de gebreken daaraan te benoemen (‘kaalgeplukte poes’ en wat dies meer zij).
Voorbij het demonstratief durven noemen en stug blijven doordouwen, blijkt er weinig visie te zijn ontwikkeld in dit project. Pijn, zelfspot of zelfhaat, laat staan vrolijke (of vrouwelijke) doorbraken of nieuwe inzichten zijn ver te zoeken. Al lijkt Trudie Lute voortdurend te willen losbreken uit de demonstraties van de groep met een wonderlijk soort, Charlie Chaplin-achtige, fratsen.
Er wordt in Lust for Life gepoogd een sociaal taboe te doorbreken, maar er worden geen vragen gesteld bij de populariteit, bij het doorzetten van het taboe. Ook ontbreken de lastige vragen aan elkaar: waarom wordt, na decennia van feminisme en performance, het stralende uiterlijk van een vrouw nog altijd afgelezen aan de stand van haar borsten en meer algemeen de strakheid van haar vel? Laat staan dat de voorstelling ingaat op de verworvenheden van het ouder worden, waarbij de lichamelijke vanzelfsprekendheid misschien wel stomweg kan worden ingewisseld voor andere vormen van zelfvertrouwen en genot.
Lust for Life lijkt er vanuit te gaan dat het probleem met zelfbevestiging – ‘kijk hoe goed ik het doe’ en ‘kijk ik besta’ – kan worden opgelost. Maar juist omdat de omgang met het thema geen enkele ambiguïteit vertoont, er geen angsten worden benoemd, er geen contradicties en blinde vlekken worden opgezocht, en in plaats daarvan de dames op leeftijd als een bonte stoet exotische vogels worden opgevoerd, en je hen bovendien met elkaar laat vechten om de gunst van het publiek, lijkt het voorstel onvermijdelijk in zijn tegendeel te vervallen. Lust for Life bevestigt vooral een vrij verontrustend, mainstream beeld van de seksualiteit van oudere vrouwen, in de vorm van een sluimerend, impliciet gelaten, negatief zelfbeeld.
Foto: Richard Beukelaar
Open brief aan Fransien van der Putt.
Op 13 januari 2018 publiceerde de Theaterkrant een uitgebreide recensie van Fransien van der Putt over Lust for life. Ik, Wies Bloemen maker van de voorstelling, wil hierop reageren.
Ik ben choreograaf, ik ben maker en ik ben een danser. Ook ben ik een ouder wordende vrouw, met een lichaam dat steeds minder doet wat ik wil, omgeven door andere oudere wordende vrouwen, in een maatschappij die slecht raad weet met onze aanwezigheid.
Twee jaar geleden stond ik op het punt gedwongen te moeten stoppen met het maken van voorstellingen zoals ik dat jaren voor Aya heb gedaan. Aya dreigde 80% van haar budget te verliezen. Op de valreep bleek er toch nog geld te zijn voor een jaar. Ik heb er vervolgens voor gekozen twee onderzoeken te doen met spelers en dansers waar ik nog graag mee wilde gaan werken. De voorstelling Verboden Liefde die ik heb gemaakt met pubers vormde het ene onderzoek, Lust for life het andere.
Met de voorstelling Lust for life heb ik in een collectief van gelijkgestemden gezocht naar de vormkracht van het ouder wordende danslichaam. Ik heb niet gestreefd naar de virtuositeit en kracht die zo eigen is aan het getrainde jonge lichaam. Het ging mij om de kracht van het collectief, om het gevoel van samen zijn, om de individualiteit en de eigenheid van elke betrokkene in dat collectief, vormgegeven middels het ambacht van de beweging, dans, tekst en zang. Ik wilde werken vanuit het vakmanschap van vrouwen die een leven lang op het toneel hebben gestaan en die, nu ze ouder worden, veel minder werk hebben en zoveel minder zichtbaar zijn op het podium.
Er is gewerkt vanuit een groep, vanuit gelijkwaardigheid en respect voor het verschil. We hebben in de repetities gezocht naar collectiviteit, hoe kom je in een gezamenlijkheid van trillen, stampen, ademen. Ook gedurende de vijf solo’s is de groep alom aanwezig en van wezenlijk belang. De andere vrouwen zijn steeds in de buurt; als verwijzing en als energie. Iedereen bouwt mee aan de getoonde solo. De vrouwen voeden elkaar en zijn deelgenoot van de solistische vertalingen van universele thema’s als gemis, falen, breken, zoeken en verdwalen.
De grootste gemene deler was het steeds terugkerende verlangen met elkaar op de vloer aan het werk te zijn, om het eigen ambacht zo optimaal mogelijk in te zetten om te zoeken naar esthetische beelden die het gevoel van collectiviteit overbrengen. Dat gevoel ging over wat er niet is als je ouder wordt, maar ook over alles wat er wel is: plezier, respect, troost, inspiratie, vitaliteit, humor, lust en bewondering.
Wij hebben gezocht naar manieren om door de clichébeelden van onszelf en anderen heen te breken. De dansers en spelers hebben met hun lichamen een verhaal verteld dat hun verhaal is. Ik heb getracht het ontstane materiaal te selecteren op basis van krachtige en ontroerende beelden en te ordenen volgens een dramaturgie die het verhaal van het collectief toont. Ik ben niet bezig geweest met het uitwerken van een thema als ‘erkenning’.
Voor ons vrouwen die daadwerkelijk zijn aanbeland in deze fase van het leven, is er naast een hoop afscheid, een heleboel dat het leven zeer de moeite waard maakt. Dat wat het de moeite waard maakt is, wat wij hebben willen laten zien. En dat hebben wij willen delen met het publiek. De blik op het publiek gericht vraagt om een dialoog, om de behoefte het publiek mee te willen nemen in de verhalen, er deel van te worden. Dat dit door jou ervaren is als een poging ‘te dingen naar de gunst van het publiek’ is mijns inziens een negatieve vertaling van een volkomen reëel verlangen van een podiumkunstenaar: contact maken en communiceren.
Je merkt op dat er sprake is van “voortdurende verwijzing naar onderlinge competitie en het vragen om aandacht.” Ook deze observering deel ik niet. Het ging mij eerder om het omgekeerde: het delen en tonen van kwetsbaarheid, het voorbij gaan en volop in het leven staan. Net als bij jongeren gaat dit om zien en gezien worden, om zelfvertrouwen, om invullen van verwachting, om afscheid nemen en opgaan in het moment. We hebben gewerkt vanuit een ensemble, daarom zitten de anderen eromheen en zijn ze voortdurend zichtbaar. Dat is voor mij een uitdrukking om de urgentie te laten zien dat het hoogste tijd is deze generatie vrouwen zichtbaar te laten zijn op een podium. In deze groep met grote verschillen bleek er sprake van synergie en gezamenlijkheid. Competitie is hierbij nooit thema noch uitgangspunt geweest.
Ouder worden is niet leuk, voorbijgaan is pijnlijk en verdrietig. Dit maakt het geheel confronterend en mogelijk vertroebelt dit de blik tijdens het kijken. Het niet eens zijn met de inhoud die wij communiceren, is een punt om het met elkaar over te hebben, maar niet iets wat het kwaliteitsoordeel mede kan bepalen.
Een toeschouwer beschreef de voorstelling als choquerend omdat ze zich realiseerde dat ze het zo weinig ziet, deze vouwen van 55 jaar en ouder. En dat er zo weinig over wordt nagedacht wie deze vrouwen zijn, deze ouder wordende vrouwen. Dat meer mensen dat constateren bewijzen de twee artikelen die in Trouw en het Parool verschenen. Het is een controversieel onderwerp dat veel reacties los maakt getuige de zeer uiteenlopende recensies in Dansmagazine en de Theaterkrant. Zij verwoorden de rijke reacties die wij van ons publiek ontvingen, reacties op mijn persoonlijke zoektocht en statement en reacties op de zeer eigen en persoonlijke verhalen van de tien vrouwen. En daar kan ik alleen maar blij mee zijn, want het onderwerp is het waard zo uitgebreid besproken te worden.