De Nationale Opera kan terugkijken op een prachtig seizoen met Lulu van Alban Berg als waardige afsluiter. Dat kon eigenlijk niet anders met zoveel kwaliteit onder, op en rond het podium. Het is de derde maal in de geschiedenis van De Nationale Opera dat Lulu op het repertoire staat, maar het is de eerste keer […]
Het begin is ijzersterk. Op twee banken zitten de zes acteurs die alle rollen naast Lulu spelen. Een fel verlicht groot videoscherm zakt naar beneden. Eurythmics’ Sweet dreams (Are made of these) klinkt in de a capella versie van het Amerikaanse zuchtmeisje Holly Henry, al snel voorzien van een harde beat. Even later loopt Lulu, een glansrol van Kirsten Mulder, in doorzichtig huidkleurig kostuum naar de rand van het toneel en richt zich rechtstreeks tot het publiek: ‘Geloof ze niet. Geloof niet wat ze allemaal over me zeggen. Kijk naar me zoals ik echt ben.’ De eerste minuten maken meteen duidelijk dat alles rond Lulu draait, en daar komt in de tweeënhalf uur die volgen geen verandering in.
De banken aan de achter- en de zijkant van het toneel vormen de enige decorstukken, voor zover je daarvan kunt spreken. Rekwisieten ontbreken eveneens, op een pistool, een mes en een leeg doek met het portret van de jonge Lulu na – leeg omdat Lulu voor iedereen die het schilderij ziet iemand anders is; de symboliek is overduidelijk. Alle acteurs zijn vrijwel constant op het toneel, ook wanneer zij niet in de scène betrokken zijn. Hooguit verdwijnt er even een van de acteurs om een ander kostuum aan te doen. Het doet automatisch denken aan Marcus Azzini’s alom geprezen enscenering van Angels in America. Die impact heeft Lulu na het ijzersterke begin slechts sporadisch, ondanks stuk voor stuk geweldige acteurs.
Azzini gaat uit van de oerversie van Wedekinds ‘monstertragedie’ uit 1894, en benadert de tekst (vertaald door Judith Herzberg en bewerkt door Hannah van Wieringen) als tragikomedie, met zeker in het eerste deel de nadruk op komedie. Het is daarbij een mooie keuze Lulu nu eens niet neer te zetten als femme fatale, louter lustobject of louter slachtoffer, maar als een vrouw van vlees en bloed. Geen jonge actrice waar oude mannen verlekkerd op geilen, maar een Lulu met levenservaring, die het zelf ook om de lust gaat. Mulder vervult die rol met verve. Ze is meer dan plagerig, soms keihard, dan weer kinderlijk, spottend maar nooit hulpbehoevend.
De tragikomische benadering zit echter al snel het drama en vooral de tragiek danig in de weg. Wanneer Schigolch (Kees Hulst) crepeert in de kou in Londen en alleen nog maar een ‘een stukje Christmas pudding’ wenst of wanneer Lulu door haar man Dr. Schöning wordt gevraagd zelfmoord te plegen, ontbreekt elke spanning. Theun Luijkx is weliswaar onmiskenbaar grappig als acrobaat Rodrigo Quast, de ietwat dommige ‘sterkste man van de wereld’, en dat Kees Hulst over komisch talent beschikt liet hij recent nog zien in The Sunshine Boys. Natuurlijk heeft Wedekind zelf de komische elementen in zijn toneeltekst gestopt, maar Azzini voert het te lang en te ver door, legt er te veel nadruk op.
De videoprojecties van kunstenaarsduo Lernert & Sander tonen een pistool en het maken van een mes, maar voegen weinig toe. Het spel van Mulder is sterk genoeg om zonder achtergrondprojecties duidelijk te maken dat haar einde in handen van Jack the Ripper onvermijdelijk is. Ook de muziek van dj Joost van Bellen en Sander Stenger is louter functioneel na het fraaie begin, maar voegt niets toe.
De voorstelling wordt gered door het sterke spel van de acteurs, waarbij alle aandacht als vanzelf gaat naar Kirsten Mulder. Alle anderen zijn in Azzini’s regie echter te eendimensionale bankzitters die daardoor weliswaar gemakkelijk meerdere rollen op zich kunnen nemen maar meer verdienen dan een ijzersterk begin.
Foto: Sanne Peper