Tijdens Theatre Forever presenteert het festival Summer Dance Forever een breed scala aan internationale dansgezelschappen. Een avondvullend programma in Internationaal Theater Amsterdam met Ousmane Sy, Sogy Polo en George Valdez, en als absoluut geestverruimende performance de al eerder besproken Franse electro dance groep Mazelfreten, die ITA opzwepen tot een dikke 10+. (meer…)
In de double bill Lucid Variations danst NDT2 twee stukken waarin een volk zich staande houdt. De jonge dansers tonen zich gedreven en scherp in Folkå van Marcos Morau en belichamen met verve de bevreemdende humor in de wereldpremière van Nadav Zelners An Untold Story.
Folkå, in 2021 gemaakt voor en met de dansers van NDT, is een aards werk waarin flarden volkscultuur en plattelandsgeluiden worden gekoppeld aan strakke ritmiek en zwermbewegingen. Een trage koebel, schapengeblaat, indringende trommels en vrouwengezang vormen het geluidsdecor waarop de dansers in zwarte rokken en witte tops een dorpsgemeenschap uit vervlogen tijden vormgeven – en dit klinkt nu heel precies, maar Morau maakt het nooit te letterlijk.
De groep beweegt zich als een dicht opeengepakte kudde, waarin er soms een wezen naar boven of naar buiten uitsteekt met een draai van een schouder of heup en van daaruit een gehoekte arm of been. Een gezicht piept op heuphoogte uit de menigte tevoorschijn. Iemand blijft uitgeput of doodgedanst liggen, en alle anderen bekommeren zich, door het lichaam op te tillen, tegen zich aan te houden, of door allemaal het gezicht tegen het liggende gezicht aan te leggen, een stapel zorgelijke blikken bovenop elkaar.
De scène waarin de dansers op een rij vooraan op het toneel zitten en in strak bewegende koppels een luswerk van armen en benen vormen blijft fascinerend om naar te kijken. Ze werken samen, ze smeden hun onderlinge banden, ze versterken zichzelf en elkaar in een netwerk van omarmingen.
Na de pauze volgt de première van An Untold Story en de sfeer is compleet anders. Een batterij vliegenlampen schijnt een ziekig licht op een giftig geelgroene vloer met links, rechts en achter daaromheen halfhoge dijkjes van donkergrijs plastic zeil. Het is of we inzoomen op een plakkerige plas gemorste limonade. Rechts daarnaast hangt een grote plexiglazen vaas met een groene vloeistof erin.
De dansers die verschijnen zijn gekleed in glimmende lichtbruine, nauw aansluitende pakken met over de benen witte slobkousen tot halverwege het bovenbeen. Hun witte rubberen zolen maken plakkerige geluiden op de vloer. Ze hebben blauw geschminkte lippen en hun armen steken in lange geelgroene handschoenen. Na een gesproken proloog begint de eerste te dansen.
Wanneer de volgende dansers zich nieuwsgierig bij hem voegen, trippelend en glijdend over het omringende walletje, toont de groep zich als een insectenvolk. Ze wringen hun onderarmen, bewegen hun koppen snel en schichtig boven opgetrokken schouders en krioelen met soms groteske passen rond in hun paradijselijke plas. Af en toe nemen ze een slurp uit de vaas die aan de zijkant hangt. En telkens vermeerdert de hectiek.
Het is een vervreemdend werk, met overdrijving in het bewegingsmateriaal, het danstempo en dus die vormgeving. De dansers belichamen die gekte met verve en strekken een uitdraaiend been met verdwaasde blik achter zich omhoog, krommen hun glanzende ruggen en darren rond elkaar. Het publiek lacht en huivert. Maar is het een choreografische gimmick of kijken we naar een weerslag van iets dat totaal niet grappig is? Zegt het werk iets over de intens tragische strijd in het thuisland van de maker? Wiens verhaal werd nooit verteld? Wie wordt gezien als insect dat moet worden verdelgd?
De dood dreigt en komt verschillende keren. Terwijl de klarinet steeds sneller en meer staccato speelt, vliegen de armen en koppen dichter en dichter op de knetterende lamp, en boem! De hele zwerm valt neer. Later volgt een verdelger met een rookapparaat op zijn rug die de vliegen aantrekt en bedwelmt. De zwerm dunt uit, maar vanuit het donker komt een solo, gevolgd door een duet, en dan een trio en zo zwelt het volk toch weer aan.
Foto’s: Rahi Rezvani