Paul Koek (artistiek leider, componist, muzikant, regisseur) en Ton van der Meer (muzikaal leider, componist, muzikant) vertrekken deze maand bij de Veenfabriek. Het artistiek leiderschap van het muziektheatergezelschap uit Leiden dragen ze volledig over aan Joeri Vos, die al sinds 2017 samen met Koek het gezelschap leidde. (meer…)
Wie haar gezicht niet bekend voorkomt, zou zo geloven dat ze echt Inez van Dam is: een blonde dertiger, boekverkoopster, kattenliefhebster en inwoonster van Rotterdam. Inez opent de voorstelling Looking for Paul van theatercollectief Wunderbaum en is witheet van woede. Bol van ergernis en zenuwen staat ze voor haar diapresentatie en doet haar relaas in een met vet Nederlands accent overgoten Engels, de voddige A-viertjes in de trillende handen.
Inez van Dam woont en werkt aan het Eendrachtsplein, het pittoreske plein in het oude centrum van Rotterdam. De plek waar het controversiële beeld Santa Claus van de controversiële en geëngageerde Amerikaanse kunstenaar Paul McCarthy zijn definitieve standplaats heeft gevonden. Ze kijkt er elke dag op uit, vanuit haar boekwinkel en vanuit haar daarboven gelegen appartement. Als ze uit haar raam zou springen, zou ze erbovenop terechtkomen. Misselijk wordt ze ervan. Wie heeft bedacht dat dergelijke aanstootgevende kunst, betaald met (haar eigen!) gemeenschapsgeld, zo’n mooi plein zou moeten verpesten? Inez van Dam is boos, boos op de overheid die het volk ermee zou willen verheffen en vooral op de kunstenaar die met zijn banale werk het publiek vooral zou willen choqueren.
Actrice Maartje Remmers speelt Inez zo overtuigend, met verlegen blik, rode konen en overslaande stem, dat voor de oningevoerde kijker de verwarring over haar identiteit in eerste instantie groot zal zijn.
Even om het geheugen op te frissen: het zes meter hoge zwarte beeld Santa Claus (door de Rotterdammers bijgenaamd Kabouter Buttplug) stelt een Kerstman of kabouter voor met in zijn linkerhand een kerstklok en in zijn rechter iets wat lijkt op een gesimplificeerde kerstboom, maar vooral op een opgeblazen seksspeeltje. Is het een obsceen onding of juist de ideale megatuinkabouter voor Rotterdam, even plat en lelijk als de stad zelf en tegelijkertijd een symbool voor de banaliteit van het dagelijks leven? Oorspronkelijk zou het midden in de ‘koopgoot’ worden geplaatst, het winkel- en uitgaanscentrum van de stad. Maar daar stak de gemeenteraad na klachten van de lokale middenstand een stokje voor. Het beeld zou te aanstootgevend zijn. Na een tijdlang asiel te hebben gevonden bij het museum Boijmans Van Beuningen kwam Santa Claus in 2008 op voordracht van de winkeliersvereniging van de Binnenweg op het Eendrachtsplein te staan
Inez van Dam is het centrale personage in Looking for Paul, een semi-documentaire voorstelling van theatercollectief Wunderbaum, waarin de groep op reis gaat naar Los Angeles om de woedende vrouw voor te stellen aan de grote Paul McCarthy en ondertussen een debat te voeren over gesubsidieerde kunst – Amerika als voorland van Nederland wanneer de subsidies eenmaal wegvallen – en over de rol van kunst in de openbare ruimte. Looking for Paul bestaat uit drie delen. Het eerste deel is de hierboven geschetste tirade van Inez van Dam die met behulp van dia’s haar Engelstalige publiek probeert duidelijk te maken waarom Kabouter Buttplug haar zo boos maakt. In het tweede deel zitten de vier Wunderbaumspelers op een rij op witte plastic stoelen, allen met een pak papier in de hand en een microfoon voor de neus. Ze lezen hun e-mailverkeer voor vanaf de mededeling dat ze naar Los Angeles mochten tot de avond van hun eerste voorstelling in het Redcat Theatre. Na een tijdje voegt zich een oudere Amerikaan bij hen, John Malpede, acteur en oprichter van onder meer de performancegroep Los Angeles Poverty Department (LAPD). Hij heeft geprobeerd de Wunderbaumers te ondersteunen in hun artistieke proces gedurende de drie weken die ze in LA doorbrachten. Ook hij leest de e-mails voor die hij zijn Nederlandse collega’s schreef naar aanleiding van hun zoektocht.
In de aanvang van dit deel wordt het schijnbare documentairekarakter van de voorstelling nog sterker. Het gekibbel tussen de leden over de inhoud van hun aanstaande project – wel of geen politiek geëngageerd werk tonen in een omgeving waar kunst al zo gemarginaliseerd is – is goed invoelbaar. Geleidelijk aan groeit echter ook bij de meest argeloze toeschouwer het tongue-in-cheek-besef. Naarmate de samenwerking tussen Inez, de overige Wunderbaumers en Malpede meer en meer ontspoort, worden de voorgelezen berichten steeds hilarischer. De juiste vorm voor hun voorstelling is tot op het laatste moment een twistpunt en de leden raken verstrikt in hun eigen engagement en genuanceerdheid, hun interpersoonlijke relaties, hun ambities en hun geldingsdrang.
Niettemin krijgt Inez van Dam haar ultieme wraak. Niet in een directe confrontatie met McCarthy – tijdens een unieke ontmoeting met de grootheid slaan de theatermakers compleet dicht – maar wel door hem een koekje van eigen deeg te geven. Ze beplakken de totale omgeving van McCarthy’s woning, zijn straat, supermarkt en zelfs zijn huismuur, met grote en kleine posters met daarop het gezicht van Inez en de tekst: ‘Good morning Paul, think of me as the one you made think of you every day.’
Het laatste deel van Looking for Paul bestaat uit een collageachtige reconstructie van beeldende werken, installaties en videoperformances van McCarthy zelf. Gekleed in kostuums en maskers die de meester in videowerken gebruikt en met verwijzingen naar onder meer zijn werk Train, mechanica waarin George Bush een gillend varken neukt en naar Who’s afraid of Virginia Woolf gaan de vijf performers volledig los met ketchup, mayonaise, chocoladesaus, (nep)poep, augurken, spaghetti, water en balen stro. Het is een twintig minuten durende orgie en een ode aan het werk van McCarthy, even banaal en afschuwwekkend als fascinerend en hilarisch. Wunderbaum neemt hiermee alle eventuele twijfel over haar persoonlijke standpunt bij de toeschouwer weg en kiest vol overtuiging partij voor ongemakkelijke en ontwrichtende kunst. Maar niet zonder nuance en vooral begrip voor het gevoel van ongemak waarmee kunstwerken als Kabouter Buttplug mensen ongevraagd opzadelen.
Enigszins onderbelicht blijft het aspect van de noodzaak van kunstsubsidies in het algemeen. Veel verder dan het schetsen van afschrikwekkende voorbeelden (acteurs die overdag in Starbucks werken en ’s avonds repeteren; de staat Californië die jaarlijks slechts het equivalent van het vierjarige budget van Wunderbaum uitgeeft aan kunstsubsidies) en het benadrukken van de (nu nog) ideale situatie in Nederland komen de makers niet.
Het zou echter ook niet fair zijn van Wunderbaum een compleet nieuwe visie op het subsidiesysteem te verwachten. Het werk van de groep biedt ruimte voor nuance en gelaagdheid, voor visies en opvattingen. Looking for Paul is vooral een verkenning van de persoonlijke, financiële, maatschappelijke en ideologische mechanismen die bij het maken van kunst betrokken zijn. Een voorstelling die zowel ontsluiert als verdoezelt.