Vijf dames zijn gegroepeerd voor een theaterspiegel. Hun fantasierijke, asymmetrische kostuums en uitzinnige pruiken doen vermoeden dat een vriendinnenclub moeders verkleedkist heeft ontdekt. Componist en uitvoerder Huba de Graaff verwelkomt ons persoonlijk. (meer…)
Op een groot wit vierkant op de vloer ligt een berg bruin zand van zo’n meter hoog. Bodine Sutorius staat op een ladder en sprenkelt er, alsof ze een god is die de laatste hand legt aan de heuvels die ze heeft gecreëerd, met trage bewegingen korrels zand overheen. Nikki Ong zingt vanaf haar microfoon rechts achterin wat mm-klanken die door de ruimte galmen.
In de volgende scène van Lonely Species heeft Sutorius zich in een zwarte pufferjas en hoge zilveren hakken gehesen en banjert met een zonnebril op door de ruimte op een ritmische beat. Eerst loopt ze nog om de berg heen, maar plots stapt ze er kordaat doorheen. Telkens weer marcheren haar benen nietsontziend door de aarde, tot het zand over de hele speelvloer ligt.
Het is een stereotiep beeld van een modern stadsmens die onachtzaam met de wereld omgaat, aangedikt door de woorden die Nikki Ong op het ritme meezingt: ‘I’m rich, I’m bored, I’m hollow.’ Hoe de verhaallijn zal verlopen valt nu al te raden: deze vrouw, die totaal niet in contact staat met de natuur, zal ermee samenvallen. Ze zal de hedendaagse disconnectie met al het andere levende om ons heen van zich afwerpen en opgaan in de aarde. In dat opzicht biedt Lonely Species nauwelijks nieuwe inzichten over de relatie tussen de mens en de natuur.
Dat betekent niet dat de voorstelling niet evocatief is door de beelden en de muziek. De transformatie van de berg aarde, het uiteenvallen, het spitten en omploegen ervan, is meditatief om naar te kijken en roept het verlangen op om ook zelf je handen en voeten erin te steken en de korrels tegen je huid aan te voelen. De muziek (Thomas van den Berg) versterkt dit gevoel door de donkere, aardse klanken, waar Ongs dromerige stem een mooi tegenwicht aan biedt.
Dansende en zingende worm
Een hoogtepunt is een verrassende, grappige scène met een worm die door de lucht danst en teksten als ‘I love dead bodies’ zingt met knerpende stem. Vervolgens ontstaat een tedere dans tussen Sutorius en de worm, die sierlijk op haar gezicht en schouder neerstrijkt.
Ong komt maar één keer van achter haar microfoon vandaan in een mooi, sereen moment. Sutorius en zij kijken dan ieder van een kant van het podium naar het zand, alsof ze een subliem moment ervaren door deze levenloze, maar alomtegenwoordige materie. Het is een betekenisvolle scène als je meer weet over de research voor deze voorstelling: de twee makers liepen de 440 kilometer lange Kungsledentrail in Zweeds Lapland. Elk van hen vertrok vanaf het ene eind en wandelde in haar eentje door de bergen en bossen om de ander één dag te ontmoeten in het midden van hun reis.
Het moet een eenzame tocht zijn geweest, maar toch moet het gevoeld hebben alsof er voortdurend een connectie tussen hen was. Wetende dat de ander hetzelfde doet en over een tijdje dezelfde uitzichten zal hebben als jij terwijl ze jouw voetstappen achteruit volgt, zal de band tussen hen versterkt hebben, al zochten ze waarschijnlijk vooral naar een verbinding met de natuur.
Zo is het, ondanks alle aarde, ondanks de zingende worm of het gespit in het zand, toch een scène tussen twee mensen die het meest beklijft.
Foto: Henrik Hellström