Een fluffy roze podiumpje dat volledig afgeschermd kan worden door een plastic gordijn, knisperend houtvuur aan weerszijden: bij binnenkomst straalt het toneelbeeld een soort oeverloze zachtheid en allesomvattende veiligheid uit. Maar tegelijkertijd is het zo hysterisch, nep en over de top, dat je meteen vermoedt dat het misschien zacht vallen is op dat podium, maar dat het toch pijn gaat doen.
Met deze Lolita geeft het hedendaagse all female theatercollectief Club Lam antwoord op Nabokovs gelijknamige roman uit 1955. Club Lam is in 2018 opgericht om het vrouwelijk perspectief in theater en kunst steviger te verankeren. Dat doen ze vooral door historische of culturele bronnen te herschrijven vanuit vrouwelijk narratief: zo stonden in Die Already (2020) de belangrijkste vrouwelijke personages in de Bijbel centraal en in Let Them Eat Cake (2019) werd het verhaal van Marie Antoinette herverteld.
Nu, ruim een halve eeuw na de eerste druk, vertegenwoordigen drie personages elk een ander aspect van het – getraumatiseerde, stelselmatig door mannen(geweld) onderdrukte – personage Lolita: Dolly, Lola en Dolores. Wat is er van het personage geworden nadat ze op twaalfjarige leeftijd door haar stiefvader is misbruikt? In een uitgerekte avond zien we hoe die uiteenlopende verschijningsvormen van hetzelfde karakter met elkaar in balans moeten komen. Dat gaat niet zonder slag of stoot.
Dolly (Marloes IJpelaar) is de naïeve, conflict-vermijdende versie van Lolita, die liever een Ottolenghi uitprobeert dan een discussie voert. Lola (Ella Kamerbeek) is extravert en verslaafd aan aandacht. Ze put bevestiging uit mannen die haar volgen op OnlyFans en een goedgevulde bankrekening. Dolores (Ayla Çekin Satijn) is de bedachtzame, zichtbaar gekwelde vrouw, die ernaar neigt om al te dramatisch toevlucht te zoeken in literatuur. Ogenschijnlijk drie onhebbelijke karakters, maar je voelt al snel dat het drie verschillende overlevingsmechanismes zijn.
In haar tekst situeert IJpelaar deze drie personages in een dystopische arena: een wereld waarin je niet naar buiten mag zonder ‘Thuisbezorgd’-pak en je alleen nog maar naar Amsterdam gaat om te duiken – zeg maar de nabije toekomst. De wereld staat in de fik – letterlijk – en zij zitten semi-veilig vast tussen vier geïmpregneerde muren.
Die post-apocalyptische wereld staat ook symbool voor de post-traumatische belevingswereld waarin ze zich mentaal bevinden. Elke personage – of eigenlijk elke variant van het personage – heeft een eigen façade opgetrokken. Die uiteenlopende maskerades kunnen elkaar slecht verdragen: met name tussen Dolores en Lola lopen de gemoederen hoog op. Dolly houdt zich lange tijd neutraal, maar áls ze knapt, knapt ze echt: dan krijgt zelfs het lieflijke zachtroze kussendecor (van Julia Suyker) een intensrode gloed. IJpelaar vlamt in een monoloog waarin ruim een halve eeuw aan opgekropte woede, pijn en onderdrukking verstopt zit.
Het eerste deel is bij vlagen hilarisch, mede door het heerlijk schaamteloze, lekker karikaturaal aangezette spel van IJpelaar, Kamerbeek en Satijn (spelregie: Jouman Fattal). Maar ze leggen ook de fundamenten voor het meer verstilde tweede deel, waarin de personages elkaar alsnog weten te vinden. Hun aanvankelijk kinderachtige gedrag is volstrekt begrijpelijk: ze zijn vrouwen geworden zonder dat ze kind konden zijn – dat is ze ontnomen.
Op de beste momenten weten de spelers hysterie en hilariteit ineens om te laten slaan in diepe pijn of kwetsbaarheid. Omdat het hier drie verschijningsvormen van hetzelfde personage betreft, vertegenwoordigt die onderlinge haat eigenlijk een diepgewortelde (door mannen aangewakkerde) zelfhaat. Hoewel de dialoog soms wat te expliciet is – zeker in het laatste deel worden de bespiegelingen erg letterlijk, en benadrukt het synchroon praten ten overvloede dat we hier met dezelfde persoon te maken hebben – wordt hier een belangrijk verhaal verteld: dat van een personage dat haar zelfhaat weet om te buigen in zelfliefde. Die boog is niet alleen ontroerend, er gaat vooral ook een grote kracht vanuit.
Foto: Vivian Camphuijsen