Het komt als een schok: Madama Butterfly is naar hedendaagse normen geen ‘madama’, maar een meisje nog, ze is vijftien jaar. Vol trots zingt de titelheldin uit Puccini’s zevende opera uit 1904 haar geliefde toe, de Amerikaanse marineluitenant Franklin Benjamin Pinkerton. Hij schat haar twintig, daarna tien en zij geeft het uiteindelijke antwoord. Madama Butterfly is verliefd op deze man uit het grote land in het westen, en ze is blij dat zijn liefde haar verlost van een betrekkelijk uitzichtloos bestaan als geisha. (meer…)
‘Waar is die zwaan gebleven?’, vraag je je af bij de entree van ridder Lohengrin bij De Nationale Opera. Alleen een paar getekende zwanenveren op een kamerscherm en een bijeengebonden bundel roeispanen in het slotbeeld refereren nog aan het mythische dier dat de ridder in de legende naar de mensenwereld brengt. Lohengrin, een productie uit 2002 die nu in De Nationale Opera & Ballet (voorheen Het Muziektheater) zijn eerste reprise beleeft, is een van Audi’s meest abstracte producties.
Iets te abstract, wat mij betreft. Het verhaal raakt zo wel erg los van de historische context. Zeker omdat Audi ook nog suggereert dat Elsa helemaal niet zo’n lieverd is en haar broer wel degelijk heeft vermoord om dichter bij de kroon van Brabant te komen. Waarom loopt ze anders zo verdwaasd rond in de eerste minuten van de voorstelling en bezwijkt ze in de slotakte, wanneer Lohengrin haar dode broer uit de dood laat herrijzen? Bij Audi, die met deze Wagner weer een voortreffelijke personenregie afleverde, is de herrezen broer trouwens een kind: een symbool voor de enige onschuldige en zuivere mens in de hele opera?
Audi’s Lohengrin balanceert virtuoos tussen goed en kwaad, licht en donker, schuld en onschuld. Het simpele stalen decor van kunstenaar Jannis Kounellis is twaalf jaar na de première nog steeds imposant: massief, zwaar, een beetje saai, maar toch ook wel suggestief en tijdloos. Ook de fraaie kostuums zijn nog altijd een lust voor het oog. Twaalf jaar geleden bezegelde deze Lohengrin de eerste samenwerking tussen dirigent Edo de Waart en Pierre Audi. Nu stond Marc Albrecht in de bak en dirigeerde op grandioze wijze het immense koor en orkest. Hij had niet alleen oog voor de grote lijnen en spanningsbogen, maar toverde ook een rijkdom aan details tevoorschijn en zorgde voor een perfecte balans tussen koor, solisten en orkest.
Deze reprise was tevens de vuurdoop van de nieuwe artistiek leider Ching-Lien Wu van het DNO-koor. Je zal als koordirigent maar met de Lohengrin je entree mogen maken. Meer kun je niet wensen, want Lohengrin is een kooropera bij uitstek en niet alleen vanwege het bekende bruidskoor in de derde akte. Wu bracht de meer dan honderd zangers tot een perfecte eenheid. Voeg daarbij de fenomenale prestaties van het orkest en je hebt een Lohengrin die het waard is om gezien en gehoord te worden.
Dan moet je overigens wel wat wisselvalligheden in de solistencast voor lief nemen. Sopraan Juliane Banse (Elsa) begon sterk, maar kreeg na een uur of drie hoorbaar moeite met de zware rol, Michaëla Schuster (Ortrud) bleef tot en met haar laatste noot scherp en dramatisch, maar Nikolai Schukoff (Lohengrin) was een typisch gevalletje van miscasting: hij zong Wagner alsof het Puccini was.
Voorafgaand aan deze reprise werden met een minuut stilte de slachtoffers van de MH17-ramp herdacht, waaronder een oud-medewerker van De Nationale Opera. Een indrukwekkend begin van een indrukwekkende voorstelling.
Foto: Ruth Walz