Het kraakt, het knispert, het schuurt. Klankgolven zwellen aan en verdwijnen abrupt in het niets. Tussen duister geruis en vervormde percussie klinkt af en toe een liedfragment. And so I fall/And so I follow the way back home. (meer…)
Mohamed Yusuf Boss was drie jaar oud toen hij met zijn moeder, zijn broer en drie zussen uit Somalië naar Nederland moest vluchten. Voor zijn voorstelling Líx dook de Groninger danser en choreograaf diep in de geschiedenis van de Somalische gemeenschap in Nederland.
In een prachtige uitgave die na afloop van de voorstelling aan de bezoekers wordt uitgereikt, staan talloze behartenswaardige verhalen opgetekend van meerdere generaties Somaliërs. De ouderen koesteren de herinneringen aan het land dat ze vanwege de oorlog moesten verlaten, de jongeren kennen dat land alleen uit de verhalen. Omdat ze nog te jong waren toen ze vluchtten of omdat ze er zelfs niet geboren zijn.
Zo’n uitgave past in de werkwijze van Yusuf Boss. Als theatermaker wil hij geen voorstellingen maken die na de dernière oplossen in het niets, hij wil ‘dat het een cirkel wordt’. Zijn werk moet deelbaar zijn. Dat draagt hij via het principe each one teach one ook uit buiten zijn voorstellingen. En bij Líx dus via de eenmalige uitgave van het magazine Hidden, dat opent met een verhelderende inleiding van schrijver Vamba Sheriff. ‘De ouders in de Somalische gemeenschap vormen de schakel tussen het Somalië van het verleden en het heden’, schrijft hij. ‘Zij zijn de link voor de jonge generatie met de cultuur van het land van herkomst.’
In Líx (Somalisch voor zes – het is Yusuf Boss’ zesde in een reeks van tien) speelt dat land van herkomst een dominante rol. Daar lijkt het aanvankelijk niet op. In de spetterende openingsscène swingen de drie dansers (naast Mohamed Yusuf Boss zelf Ser Sebico en Tara Salahshor) met een vrolijke smile op hun gezicht uitgelaten over de vloer. De beat is vet, de lichtshow veelkleurig. Hier lijkt het opvallend jonge, multiculturele publiek voor te zijn gekomen. Er wordt enthousiast gejoeld en meegeklapt. Dit is de cultuur waarin Boss is opgegroeid. Hiphop is zijn vertrekpunt, daar begon zijn artistieke carrière. Die heeft hem gevormd.
In Líx volgt hij de weg terug. Na die uitbundige openingsscène neemt de voorstelling even gas terug en wordt de sfeer ingetogener. Op het achterdoek wordt een kalme zee geprojecteerd, een beeld dat de hele voorstelling zal terugkeren. In het halfduister rapt Gemale Bofunda over ‘a place to hide’, ‘fuck politics’ en ‘let’s go beyond’. Die zee zou dus symbool kunnen staan voor de route van gevluchte Somaliërs. De heftigheid van de volgende scène lijkt daarnaar te verwijzen. Harde techno klinkt, op de schermen verschijnen flikkerende abstracte beelden, de stroboscoop maakt overuren. De oorlog is uitgebroken.
En, pats, de volgende scène is daar. Een schitterend tafereel met felle lichtbundels die opgevangen worden en uiteenspatten. Yusuf Boss houdt van harde schnitts, blijkt. Alsof hij met elke scène een op zichzelf staand verhaal wil vertellen. Want pal daarna zien we de drie dansers trage rondjes maken over de grote cirkel van rood zand die op het midden van de vloer ligt. Hun bewegingen suggereren pijn en uitputting.
Hoewel het niet gemakkelijk is om al die verhalen te duiden, blijf je voortdurend gefascineerd door de prachtige eenheid van beweging, muziek en licht die Yusuf Boss weet te scheppen. Hij zet als theatermaker een enorme stap voorwaarts met deze voorstelling.
Foto: Knelis