De Koreaanse kunstenaar Jisun Kim laat in ‘Deep Present’ vier AI’s met elkaar in gesprek gaan **
Het leven van een (dans)journalist zit vol moeilijke keuzes. Reis ik vanaf station Naarden-Bussum over Utrecht (reisduur: 1:10, overstappen: 1) of over Schiphol (reisduur: 1:19 overstappen: 0) naar Den Haag voor het CaDance Festival? Ga ik vanaf Centraal met de tram (reisduur: 0:10, prijs: 1,09) of te voet (reisduur: 0:18 prijs: niks) naar Korzo?
Bij It is like a large animal deep in sleep, de nieuwste voorstelling van Marina Mascarell, staat je voor aanvang nog een laatste keuze te wachten. Ga je voor optie 1 en blijf je een doodgewone toeschouwer, een van de 205, veilig en geborgen in de donkere zaal? Of kies je voor het avontuur van optie 2 en word je een van de bevoorrechte zeventien die deel mogen uitmaken van de voorstelling?
Mascarells voorstelling gaat dan ook over keuze en over de illusie van vrijheid die daarmee gepaard gaat. Als slaapwandelaars dolen de drie dansers (Yu-Fen Huang, James O’Hara, David Essing) tussen pilaren van opgestapelde dozen, als waren ze in slaap gesust door de loze belofte van het materiële. Ze zien door de kartonnen bomen het bos niet meer. Yu-Fen Huang – vaak letterlijk en figuurlijk het lijdend voorwerp van het verhaal – wordt aan haar arm als een lappenpop rond gesleurd. Het lijkt alsof ze zelf mag kiezen, maar ze wordt geleefd en geleid.
Essing vertelt dat hij een ‘zekere mate’ van vrijheid heeft, op zichzelf al een contradictio in terminis. Ook de keuzevrijheid van het toneelpubliek blijkt ernstig ingeperkt. Wanneer de zeventien dames en heren gevraagd wordt of ze willen blijven waar ze zijn, of verder willen naar iets anders, kiest de meerderheid voor optie 2. Toch wordt anders beslist. Wanneer diezelfde zeventien later bij een afgesproken teken hardop blaten, rijst de vraag wie hier de schapen zijn: de dozen die als een kudde worden voortgedreven, of de blaters zelf. En als Yu-Fen Huang het gore lef heeft om namen te noemen van mensen (Galileo, Charles Darwin, Dalai Lama) wier ideeën destijds tegen de stroming ingingen, wordt ze door de heren met dozen gestenigd.
It is like a… is het sterkst wanneer er niet gesproken wordt. Dan kan de doos van alles zijn, het kapitalisme, het consumentisme, de tv en tablet waar we ons blind op staren, de hokjes (boxes) waar we – gewild en ongewild – worden ingestopt. Die ambiguïteit maakt de voorstelling veelzijdig. Het hoeft allemaal niet per se nog een keer benoemd.
Het decor is geniaal. Gewoon een hele berg dozen, that’s it. Ze zijn sterk genoeg om over heen te lopen, licht genoeg om mee te gooien. Er wordt een muur van gebouwd, domino mee gelegd, mee geknuffeld. De dozen zijn zitjes voor de toeschouwers op de bühne en kappen voor de belichting. Het slotbeeld spreekt boekdelen, zonder iets te zeggen (al zit er wel een uitdrukking achter). O’Hara is letterlijk ‘boxed in’, ingesloten door de keuzes die hij zelf heeft gemaakt.
Foto: Marlous van der Sloot