Liam McCall en Oscar Starink, breakers bij de Utrechtse Underdogz Crew, etaleren hun vaardigheden in steeds wisselend licht. Dat levert een voorstelling op die tegelijkertijd heel intens én heel relaxt is. (meer…)
We zitten op lange rijen tegenover elkaar geplaatste stoelen. Ik ben nummer 2, de mevrouw tegenover mij is nummer 1, blijkt uit het vel papier met twee potloden ernaast dat op de vloer tussen ons in ligt. Een stem uit de luidsprekers stelt een vraag: ‘Nummers 1 en 2: kun je je nog de geur herinneren van de keuken in je ouderlijk huis?’ We antwoorden allemaal tegelijk: ‘Ja!’, of ‘Nee!’ Sommigen zwijgen: ze weten het niet zeker.
Zo begint Dancing on the Edge 2019 in de Stadsschouwburg Utrecht, de zesde editie van een tweejaarlijks festival in Utrecht, Rotterdam en Amsterdam dat werk presenteert van makers uit Noord-Afrika en het Midden-Oosten, en van hun omvangrijke diaspora buiten die regio’s. De stem is van Alaa Minawi, een Palestijns-Libanese beeldend kunstenaar die in Nederland woont en werkt. De openingssessie is een eenmalige variant op 2048 – What Does Not Make Us, een installatie die hij speciaal voor het festival heeft gemaakt.
Met die sessie concretiseert Minawi zijn eigen ontheemdheid tot voor ons invoelbare begrippen, en smeedt hij een nieuwe, momentele verbondenheid. Met hem, en tussen ons, met elkaar. Hij versterkt het effect doordat hij er zelf niet bij kan zijn, waarvoor hij zich hoffelijk excuseert. Zijn stem maant ons stil te staan bij ons lichaam en onze ziel, ons Zelf. ‘Geloof je in je Zelf?’, vraagt hij. En: ‘Kan je Zelf bestaan zonder je lichaam?’
Als hij is uitgevraagd, mogen we het stukje bruin brood op een servetje opeten dat we bij binnenkomst kregen uitgereikt, bedruppeld met olijfolie en een smaak- en geurrijk kruidenmengsel. Dat is het ontbijt dat Alaa als jongetje van zijn moeder kreeg. Het herinnert ons aan hem, maar ook aan onze eigen jeugd. Langs deze hoogstpersoonlijke weg laat Minawi ons reflecteren op de smartelijke geschiedenis van het Midden-Oosten: hoe zouden wij het ervaren als we werden verjaagd van onze geboortegrond, gedwongen om duizenden kilometers verderop een nieuw bestaan op te bouwen, met niets dan onze herinneringen? De uitnodiging tot die reflectie is de rode draad die door Dancing on the Edge 2019 heen loopt.
Al met al is het bepaald de meest originele festivalopening die ik ooit heb meegemaakt. Artistiek leider Natasja van ’t Westende heeft dan ook besloten tot een reset, legt ze naderhand uit in haar openingstoespraak. ‘Om de mogelijkheid te bieden elkaar te ontmoeten op een dieper niveau, deconstrueren we het festivalformat.’
Dancing on the Edge, kortweg DOTE, is in 2007 gelanceerd door Gary Feingold, een Israëli die opgroeide in de VS en Canada, en die als professioneel danser 28 jaar geleden in Amsterdam neerstreek, waar hij talloze initiatieven ontplooide, van de Henny Jurriëns Stichting tot aan Gary’s Deli (voorheen Gary’s Muffins) en Café Belcampo in Bibliotheek De Hallen. Feingold droeg de artistieke leiding in 2014 over aan Van ’t Westende. Maar hij is nog altijd nauw bij DOTE betrokken, en hij was ook aanwezig bij de opening in Utrecht.
Tussen de tweejaarlijkse festivals door organiseerde Dancing on the Edge altijd al tal van activiteiten: workshops, residenties, ontmoetingen. Van ’t Westende wil die voortaan in haar festivals integreren. ‘Met programma’s waarbij we van rol kunnen wisselen: waar de bezoeker een maker wordt, de maker een co-curator en het festival enkel bestaansrecht heeft, wanneer het gedragen wordt door allen.’
Zij nodigt haar bezoekers uit om een ‘eigen reisplan’ voor het festival te ontwikkelen. Aan het begin en aan het einde zijn er Table Talks XL, bijeenkomsten waar makers en bezoekers gezamenlijk eten en praten ‘rondom urgente open vragen, die gerelateerd zijn aan de reis van het festival’. Voor het eerst is er een DOTE Lab, een ‘vierdaags artistiek lab’ in Amsterdam, waar makers en bezoekers gezamenlijk kunnen ‘bedenken hoe het festival radicalere vormen kan vinden om de praktijk van makers te voeden en te ondersteunen’.
In Mezrab, eveneens in Amsterdam, zijn er diverse Night Specials, waarin kunstenaars als Anastasis Sarakatsanos, Margo van de Linde en Soula Notos alleen, met elkaar en met hun publiek bepaalde thema’s tot leven brengen met storytelling en muziek. Ten slotte is er Collective Urban Gnawa, een serie workshops waarin choreograaf Khalid Benghrib urban, eigentijdse dans en ‘de tradities van trance in Gnawa-muziek’ combineert, en die eindigt op het plein voor de Amsterdamse Effectenbeurs. ‘Iedereen kan meedoen: alle lichamen, leeftijden, achtergronden, van beginnende dansers tot professionals.’
Tussendoor zijn er de rechttoe rechtaan voorstellingen. De eerste, tijdens de openingsavond in Utrecht, was Light Theory van de Turkse toneelschrijver en regisseur Onur Karaoglu, mede-oprichter van Studio 4 Istanbul, een productiemaatschappij voor theater en film. Light Theory draait om de levensverhalen van Karaoglu zelf en van twee vrouwen, beiden gespeeld door Okan Urun. Alledrie hebben banden met Istanbul, een stad die zij alledrie moeten verlaten, om verschillende redenen. Feraye is een jonge studente, die is gevlucht uit Syrië, maar niet weet of zij in Istanbul wil of kan blijven. Anna is een fictieve archeologe, beurtelings gesitueerd in de vijftiende eeuw en in een verre toekomst.
De Anna van 1453 moet vluchten uit Constantinopel, de hoofdstad van het Oostromeinse rijk, dat in dat jaar wordt belegerd en ingenomen door de Ottomanen – het einde van de Middeleeuwen, en het begin van de opmars van de politieke islam in Europa. De titel van de voorstelling verwijst naar de methode die Anna heeft ontwikkeld om het licht te vangen dat is opgeslagen in archeologische vondsten – en daarmee de beelden waarvan die objecten in hun eigen tijd getuigen waren.
Karaoglu speelt Kaan, een hedendaagse acteur die Istanbul voor altijd wil verlaten. Waarom, wordt nooit echt duidelijk. De huidige politieke toestand in Turkije, waarin theatermakers nauwelijks meer kunnen functioneren, blijft tergend onder de oppervlakte. Kaan heeft al eens een aantal jaren in Frankrijk gewoond en gewerkt, is naar Istanbul teruggekeerd, wil nu weer terug naar Frankrijk. Hij is gay – dat komen we nog te weten. Maar verder weidt hij eindeloos uit over persoonlijke details, geïllustreerd door de foto’s die hij heeft bewaard, en die hij uitstrooit over het podium.
Die foto’s staan ook voor de herinneringen van Feraye. Behalve aan het begin en aan het einde komen de twee vrouwen verder niet zelf aan het woord. Kaan doet hun verhaal, maar daarmee doet Karaoglu hen nog geen recht. Urun staat bijna de gehele voorstelling woordenloos achter een doorzichtig scherm, machteloos meebewegend met de dansachtige vormen waarmee Kaan zijn verhaal begeleidt.
Het slot is heel mooi: op het scherm ontvouwt zich het beeld dat een opgegraven koffer, conform Anna’s methode, prijsgeeft. Maar door de twee vrouwen hun eigen stem te ontzeggen, lost Karaoglu de belofte van zijn voorstelling niet in.
Foto: Light Theory, Burak Çevik, Dilşad Aladağ