Over ruim een maand wordt Peter van Rooijen 40 jaar. In het liederenprogramma Liefde, dood & taart (de laatste uit zijn Liefde/dood-trilogie) staat hij stil bij deze midlife-mijlpaal. En laat zien misschien wel één van de beste liedtekstschrijvers van het moment te zijn geworden. (meer…)
Drie jaar geleden bracht Peter van Rooijen met zijn band zijn eerste liedjesprogramma ten tonele, een programma dat bij de critici enorm in de smaak viel. De veelzijdige vijfkoppige band is na de coronacrisis gelukkig terug met Liefde, dood en Bob Ross, en geeft het publiek weer een heerlijke avond met enkel goede muziek.
Een synthesizer, drums, een bas en twee gitaren; meer heb je niet nodig voor een klassiek goede sound. Bandleden Anne Punt, Yordi Petit, Bram van den Brekel en Jan Teertstra versterken Peter van Rooijen met lekkere solo’s, onberispelijke timing en een brede variatie aan stijlen en genres. In een rokerig en stoer lichtontwerp van Theatervogels krijgt elk lied een passende lichtshow, even strak in het gareel als de band zelf.
Van Rooijen maakt van elk lied een spannende compositie, en kiest afwisselende muzikale genres als mooie tegenkleur voor de inhoud van een nummer. Op de toon en klank van ouderwets variété in de aard van ‘Mens durf te leven’ hekelt Van Rooijen juist de geromantiseerde ‘panache’ van het vagebondsbestaan van de flamboyante artiest en breekt hij een lans voor het ‘saaie’ gezinsleven. Verwacht hij in een lied over een bunker bouwen in vredestijd elk moment een bom die het geluk dat hij heeft gevonden kan beëindigen, dan hoor je invloeden van de Nederpop van Doe Maar.
In Liefde, dood en Bob Ross staat Peter van Rooijen stil bij de lessen die hij trok uit het eindeloos kijken naar schilderlessen van de geduldige Amerikaan gedurende het anderhalf jaar waarin hij thuis heeft gezeten. Met duidelijke bewondering voor Ross’ vredige levenshouding zoekt Van Rooijen naar de zin van het leven in gewone dingen als rijtjeswoningen, bijtijds naar huis gaan en jezelf niet te serieus nemen.
Er valt ook genoeg te lachen bij Van Rooijen, die altijd goed weet hoe hij buitenbeentjes moet portretteren en existentieel ongemak in de spotlights kan zetten. De vier bandleden, overgeleverd aan de geniale gek, laten zich willig inzetten – zo fluiten ze minutenlang een deuntje terwijl Van Rooijen al lang is verdwenen en verdwijnen ze in de eindregie van Dick Hauser stilletjes naar de achtergrond als ze niet nodig zijn.
‘Cynisch, en toch troostrijk geneuzel’, noemt Peter van Rooijen zelf zijn programma, terwijl hij zijn albums aanprijst aan het publiek. Buiten dat veel te bescheiden ‘geneuzel’ – zijn liedteksten zijn echt vele malen beter doordacht dan dat – weet hij zichzelf daarmee raak te definiëren. Want wat blijkt cynisme in de handen van Van Rooijen een troostrijk medicijn voor het afgelopen jaar.
Foto: Jaap Reedijk