In de dansvoorstelling Libya verwerkt de Marokkaanse choreograaf Radouan Mriziga fysieke herinneringen aan de historisch genegeerde cultuur van de Imazighen, tegenwoordig nog te vinden in Marokko, Algerije, Tunesië en Libië. De vertaalslag naar hedendaagse theaterdans pakt nogal rommelig uit.

Libya begint op een bijna donker podium. Terwijl acht van de negen performers zich opstellen tegen de wanden schrijdt Dorothée Munyaneza rond, gehuld in een lange jurk, lichtblauw en goud. Daarbij zingt ze een Engelstalige tekst, over de zon en later ook over de maan: hemellichamen die een belangrijke rol spelen in de oude religie van de Imazighen van Noord-Afrika. Steeds meer performers draaien en zingen mee in deze rituele dans, die helaas ontsierd wordt door tamelijk onzuivere vocale inzetten, zowel unisono als meerstemmig. Een terugkerend euvel in deze voorstelling.

Aan het eind van het ritueel is het licht langzaam opgekomen. Op de witte vloer zijn drie gelijkzijdige driehoeken afgeplakt – respectievelijk rood, geel en groen – die samen een negenpuntige ster vormen. Naast de op een panoramisch achterdoek geprojecteerde beelden van Noord-Afrikaanse bergen, woestijnen en stranden, is die ster het voornaamste vormgevingselement.

Die ster suggereert dat er een geometrisch spel zal volgen, ook al omdat Mriziga soms samenwerkt met Anne Teresa De Keersmaeker, de onbetwiste koningin van de complexe vloerpatronen. Maar afgezien van het voorspelbare slot, waarin de negen performers hun plek vinden bij een punt van de ster, kon ik er weinig lijn in ontdekken. Of, nou ja: er worden heel wat cirkels beschreven en sommige performers bewegen zich vooral van links naar rechts en vice versa. Maar als er een complexere geometrie bestaat die de compositie schraagt, dan is die voor deze recensent verborgen gebleven.

Volgens de toelichting is Mriziga geïnteresseerd in het lichaam als drager van herinneringen. In dit geval focust hij op herinneringen die hij en de performers in zich dragen van dansen die zij kennen uit de dorpen van hun ouders en grootouders, plaatsen waar de eeuwenoude Imazighen-cultuur stand hield tegen voortschrijdende arabisering.

Het verzamelde bewegingsmateriaal lijkt rechtstreeks uit de studio op de planken gebracht, zonder noemenswaardige schifting of transformatie. De afwisseling van met en zonder muziek gedanste stukken kwam op mij lukraak over, evenals de balans (of het gebrek daaraan) tussen solo’s en ensemblestukken. Enkele keren schalt uit de speakers traditionele, krachtige en sterk door percussie-instrumenten gedreven muziek. De individuele dansers beantwoorden deze muziek ieder op een ander manier: van hoekige armbewegingen tot rollen en buitelen over de grond. Soms met de muziek mee, soms dwars er tegenin. Het oogt gedesorganiseerd, en je mag aannemen dat dat ook de bedoeling is. Niet voor niets laat het woord Imazighen zich vertalen als: vrije mensen. 

Ook in de menging van dansidiomen lijkt een streven naar vrijheid het te winnen van organiserende principes. Naast de uitnodigend zijwaarts gestrekte armen en reidansen die afkomstig zijn uit het volksdans-vocabulaire geeft Mriziga ook een podium aan achterwaartse salto’s en backspins uit de hiphop. Gemixt met contemporaine bewegingsfrasen en naar de jaren tachtig terughengelende expressiedans levert dat een ongegeneerd zooitje op. Ook al omdat de uitvoering nogal te wensen overlaat. De enige danser die de indruk maakt dat ze weet wat ze staat te doen, en waarom dat juist hier en nu moet, is Maïté Minh Tâm Jeannolin. 

Muzikaal is het contrast nogal groot tussen de hypnotiserende nummers op band en de tonen die de performers zelf voortbrengen. Zo komen vijf dansers samen in een rondedans, waarbij ze het ritme stampen met hun voeten. Zelf lijken ze nogal opgetogen over de tegenritmes die ze daarbij voortbrengen, maar mede door hun gympen komt het slapjes over. Dat geldt al helemaal voor een scène tegen het einde waarin de hele groep, wederom in een kring, syncopisch geklapte ritmes een paar keer lelijk laat ontsporen. Om uiteindelijk te eindigen met een wederom niet erg toonvast gezongen tekst van de Somalische dichter Asmaa Jama. Waarbij ik de schoolse dictie overigens nog erger vond dan de valse noten.

Foto: Pol Guillard