In Emma Watson – The Play speelt theatermaker Caro Derkx opnieuw met feit en fictie, tot nu toe haar handelsmerk. Het is een cerebrale voorstelling geworden over rolmodellen, identiteit, representatie, kunst en verbeelding. (meer…)
In Let’s play zien we een in zichzelf gekeerde jongen, die passief ronddoolt in zijn kamer, in joggingbroek en T-shirt, in het halfdonker zijn tanden poetst en een stapel trays aan halveliterblikken Monster Energy op voorraad heeft. Twee tellen later zien we dezelfde jongen, maar dan aimabel, energiek, nieuwsgierig naar nieuwe dingen en blij om gezien te worden.
Voor Let’s play dook theatermaker Booi Kluiving in de wereld van gamevloggers: mensen die zichzelf opnemen terwijl ze online games spelen, en die video’s vervolgens delen op internet. Achter zijn bureau, waarop een imposante computer staat die voorzien is van het beste technisch vernuft, staat een zestien schermen tellende installatie, waar zijn beeldscherm op te zien is: als de grootste, allesbepalende aanwezigheid in deze minibiotoop.
Rechtsachter – in een andere theatrale werkelijkheid – zit een andere gamer (Maurice Vonk), ineengedoken achter zijn beeldscherm: Kluivings virtuele tegenspeler.
Interessant is het verschil tussen de offline versie van de jongen die Kluiving speelt, en zijn virtuele alterego Itsyaboybooi. De online variant – wanneer hij zichzelf live streamt voor zijn bescheiden groep volgers en zichzelf als het ware een personage aanmeet – laat een vlotte en vooral vrolijkere versie van zichzelf zien.
Voor het personage dat Kluiving opvoert is de online wereld waarschijnlijk net zo reëel, zo niet reëler, als het vacuüm van zijn bedompte kamer (en de onoverzichtelijke wereld daaromheen) dat anderen de realiteit noemen. Als hij online een effectief gevoel van nut en contact ervaart dat in de ‘echte’ wereld ontbreekt, wie bepaalt dan wat werkelijkheid is? Waar ligt de grens tussen fictie en realiteit als de virtuele wereld wel degelijk reëel gevoel van geluk sorteert?
Na Kek (2018), weet Kluiving ook nu weer zijn fascinatie voor online subculturen en gebruiken naar een helder doorgevoerd theatraal concept te vertalen. Daarachter schuilt een universele exploratie over betekenis geven en betekenisvol zijn.
Kluiving toont de aantrekkingskracht van spel, de verleidingskracht van de virtuele wereld waar aanvankelijk alles mogelijk is (de gelijkenissen met het toneel dringen zich op). Hij voert die wereld bovendien op als een utopie die meteen ook geproblematiseerd wordt. Want de reikwijdte van die mogelijkheden is enorm, en een eenzame jongen die eager is voor contact en likes, is ook kwetsbaar.
Aangespoord door een andere online gamer (Vonk), raakt hij verstrikt in een bizarre interactieve, virtuele realiteit die in toenemende mate gelijkenissen vertoont met zijn eigen leven. De online- en offline-wereld gaan steeds meer door elkaar heen lopen. Een spannende inzet, die nu vooral verwarring en een licht gevoel van onbehagen oplevert.
Maar hoe intrigerend de dramaturgie van deze online wereld ook is, hier verliest de voorstelling wel zijn scherpte. Er wordt een spannende intrinsieke exploratie opgeworpen, die nu vooralsnog aan de oppervlakte blijft. Hoewel het prettig is dat niet alle vragen hapklaar worden ingelost, laat Kluiving de toeschouwer na drie kwartier wel erg in het duister tastend achter.
Foto: Steven Ligthert
Heel goed dat de aantrekkingskracht ėn de verleiding van spel zo aan bod komen. De gespeelde wereld is per definitie onderscheiden van de werkelijke wereld maar waar dit onderscheid vervaagt, zo niet verdwijnt, kan ook spel gevaarlijk worden. Zie mijn proefschrift ‘Kracht en Macht van Spel en Verbeelding’. (van der Pol, P.J. ,Leiden, 2005).