Waar hij gevochten heeft, wordt niet benoemd, maar Afghanistan is geen slechte gok. Berk is met een gescheurd trommelvlies en een psychisch trauma teruggekomen. In het nieuwe stuk van Rik van den Bos komt de vader van zijn gesneuvelde maat bij hem langs. Alize Zandwijk regisseert Gijs Naber en Herman Gilis in Leger. Beide betekenissen van de titel zijn relevant.
Voorheen soldaat Berk zit als een open wond tegen de houten muur van zijn claustrofobische kamertje, een groengele houten kast op zijn kant. Schichtig, hoofd naar beneden. Zijn vriendin is bij hem weg. Hij komt niet meer buiten, want daar ga je toch maar drinken, en de mensen moeten hem niet meer. Hij eet tosti’s, hij drinkt veel water en de lege flessen plast hij weer vol. Controleer de kleur van je urine, dan weet je hoe je eraan toe bent. De wereld is zijn plaats niet meer, maar de dienstinstructies zitten er nog goed in.
Na een monoloog over wat hij heeft meegemaakt tijdens en na zijn soldatentijd komt Bouwman binnen. Hij draagt het uniform van zijn zoon, die omkwam bij de aanslag die Berk zijn linker trommelvlies kostte. Behalve zijn zoon mist vader Bouwman de ervaringen onder druk die je in het leger meemaakt. Hij heeft er een studie van gemaakt: na de Trojaanse oorlog werden er nog 250 van enige grootte uitgevochten, zegt hij, die samen een zesde van de wereldbevolking het leven kostten. Die rekensom zou ik wel eens willen zien.
Leger is eigenlijk een stuk zonder conflict. Er is een obligate, niet zo’n overtuigende schreeuwpassage, maar het had best zonder gekund. Bouwman wil Berk meenemen naar de plaats van de aanslag tussen stof en gruis, ook om Berk door herbeleving zijn trauma te laten verwerken, maar die ziet er niks in. Twee mannen die allebei een stuk leger uit de slag zijn gekomen, schuren hun verdriet tegen elkaar. Uiteindelijk lijkt het Bouwman toch te lukken om Berk een beetje los te trekken uit de moerassen van slachtoffer en schuldige waarin zijn benen zijn vastgezogen.
Rik van den Bos heeft op verzoek van Gijs Naber een relevant thema verwerkt in een voorstellingstekst. Hij wisselt meer en minder geslaagde beelden en metaforen met elkaar af. Over de fatale aanslag zegt Berk: ‘Heb je ooit meegemaakt dat een minuut zich zover uitrekt dat-ie alles omvat? Dat je zo graag wil dat die minuut voorbijgaat, maar wat je ook doet, je komt er niet uit? Dat is waanzin.’ Terug noemt hij zich ‘vergeten, als een potje speculaaskruiden achter in het keukenkastje’ – wat veel minder goed bij hem past.
Gijs Naber (1980) is een acteur met een hoge gunfactor: jongensachtig, open, aardig, blauwe ogen, onnadrukkelijk grappig. Als hij zich licht hulpeloos opstelt, wil iedereen hem helpen. Naber dankt zijn succes bij het grote publiek aan komedies. Misschien komt het daardoor dat mijn buurvrouw zo vaak moest hinniken op onverwachte momenten. Van Lieve Liza en Aanmodderfakker tot beschadigd soldaat, dat is voor sommigen misschien wat veel.
Herman Gilis (1951) heeft ook het vermogen mensen voor zich te laten vallen met dezelfde soort terloopse humor. Het lukt de twee acteurs om het zware thema niet in zwaarheid te laten verdrinken. Dat is knap.
Foto: Leo van Velzen