Zes grijze mannen met een grote liefde voor de blues. Actrice Elsje de Wijn met haar grootmoeders fotoalbum. En een grootmoeder die vele grote namen uit de bluesmuziek ontmoette door als een van de weinige witte hoteleigenaars in een zuidelijke Amerikaanse staat ook zwarte mensen te verwelkomen. Voeg deze elementen bij elkaar en je hebt een rustig avondje uit met Elsje en de Bluesmannen. (meer…)
De Franse cineast, toneelschrijver en surrealist Jean Cocteau (1899-1963) komt de eer toe de dramatische kwaliteiten van de telefoon – een gloednieuwe verworvenheid in zijn tijd – snel te hebben onderkend. In 1950 schreef hij La voix humaine, een monoloog voor een vrouw die door de telefoon wanhopig afscheid neemt van haar geliefde. Halina Reijn heeft de solo de laatste seizoenen wereldwijd uitgebracht. Minder bekend is Le bel indifférent (1940) dat hij schreef voor Edith Piaf, die toen vijfentwintig was. Het succes was groot. Ook deze monoloog staat nu opnieuw in de belangstelling, met muziek. Het ensemble Club Classique verweeft de tekst, vertolkt door Lidewij Mahler, met strijkkwartetten en pianomuziek van Ravel, Satie, Strawinsky, Debussy en Fauré.
Het werd een verrassende avond in het Ostade A’dam. Opvallend in het midden van het decor staat een helwitte ‘kluchtdeur’. Actrice Mahler zit achter een tafel met een ouderwetse bakelieten draaischijftelefoon. Ze is felrood gekleed. Na een mooi-verstild uitgevoerde Gymnopédie nr. 1 van Satie door Lestari Scholtes en een deel uit een strijkkwartet van Ravel opent ze haar monoloog. Ze leest eerst de regieaanwijzingen voor: een vrouw achter een secrétaire met naast haar de telefoon. Links een raam, rechts de deur. Geleidelijk krijgt haar theatrale monoloog contour: haar man, Guillaume, is alcoholist die de Parijse kroegen afstruint en vreemde vrouwen het hof maakt en nog erger. Hij kwelt haar mateloos door haar aldoor te laten wachten, nachtenlang. De telefoon die ze speciaal heeft aangeschaft, opdat hij haar kan bellen, is verspilde moeite. Hij belt nooit. Wel een van zijn ‘snollen’.
Cellist Leonard Besseling legt opeens zijn instrument neer, trekt een regenjas aan en verdwijnt door de nepdeur. Hij blijkt het personage Guillaume te zijn, een zwijgzame figuur. De desperate woorden van de actrice richten zich tot hem. Op deze manier maken tekst en muziek een wezenlijk onderdeel van elkaar uit. Haar radeloosheid is compleet als de man zijn haar kamt, hoed opzet en door de deur verdwijnt. Voorgoed. In deze laatste scène spreekt Mahler haar tekst niet geïsoleerd van de muziek uit, maar spreekt ze dwars door de muziek heen. Dat lijkt oneerbiedig, maar als je goed luistert, blijkt dat ze nauwgezet de ritmiek van de muziek volgt. Actrice en regisseur Elsje de Wijn heeft de voorstelling begeleid.
Club Classique is in 2012 opgericht door violiste Myrthe Helder en cellist Leonard Besseling als Stichting buiten de Concertzaal. Dat is een lovenswaardig initiatief. Met deze voorstelling bereiken ze iets moois: theater en muziek met elkaar verbinden. De tekst, vertaald door Floor Borsboom, is bewerkt, want in het origineel is de man geen cellist maar een onbereikbaar figuur die de krant leest. Door de muzikant als toneelpersonage te gebruiken is de band tussen tekst en strijkkwartet nog sterker aangezet. Het is interessant op YouTube de vertolking van Le bel indifférent te vinden uit 1953 met de echte Piaf in de hoofdrol. De setting is een hotelkamer, die geheel wit is. Buiten flikkeren de woorden Hotel en Bar in neonlicht. Piaf is in het zwart gekleed. Ze klampt zich vast aan de schoorsteenmantel en uitgestrekt op het wit opgemaakte bed ligt een man die de krant leest. Hij beweegt zich niet, is volkomen roerloos. Piaf zingzegt haar radeloosheid, en dat doet ze prachtig. Aan het slot van deze vertolking door Club Classique krijgt Piaf alle egards: de musici zetten Non, je ne regrette rien in en de actrice en het publiek zingen.
Foto: Rob van Dam