David Bowies oervoorstelling van Lazarus die op 8 december 2015 in regie van Ivo van Hove bij de New York Theatre Workshop in première ging, blijft voor altijd in het geheugen gegrift. Michael C. Hall als de getourmenteerde Thomas Jerome Newton, de man of outer space die op aarde belandt, een liefde (Mary Lou) kent en verliest, en niet weg kan, terug naar zijn buitenaards bestaan.
En daar was hij, de voorstelling waar al maandenlang reikhalzend naar uitgekeken werd: Lazarus. De New York Theatre Workshops snelst uitverkochte voorstelling ooit. David Bowie’s initiatief, met hoofdrol voor Michael C. Hall (in Nederland bekend van tv-series als Dexter), met tekst van Bowie en de Ierse schrijver Enda Walsh, in regie van Ivo van Hove. Locatie: het eigen theater van NYTW. Het is niet groter dan een grote middenzaal in Nederland, maar kent inmiddels een aan mythische proporties grenzend internationaal imago. Het vooral privaat gefinancierde theater is een goed geolied bedrijf, dat de theatermaker vooropstelt. De hoge eigen inkomsten door talloze ondersteuners (met bedragen van honderd tot honderdduizend-plus dollar per jaar) lijken geen artistieke concessies tot gevolg te hebben.
Ook Lazarus bewijst dit. Drommen mensen voor de deur en een overdonderd publiek na afloop. De gegevens over Lazarus zijn bekend: Bowie had al jaren de wens een muziektheaterstuk te maken over het personage Thomas Jerome Newton uit de roman The Man Who Fell to Earth van Walter Tevis (1963). In de verfilming door Nicholas Roeg uit 1976 speelde Bowie zelf de hoofdrol. Het gaat over een buitenaards wezen dat uit nood naar de aarde komt om water te halen voor zijn gezin. Maar aardse gebeurtenissen overkomen hem: een financieel succesvolle carrière, relatie (met Mary Lou), breuk, en een mislukte missie als hij niet terug kan naar zijn oorsprong, omdat hij op aarde ontdekt wordt als ‘buitenaards’. Zijn buitenaardse gezin overleeft het niet, en hij blijft vast in het aardse bestaan.
De tragiek van dat einde is het begin van Lazarus, dat zich zo’n veertig jaar later afspeelt. In het Johannesevangelie is Lazarus de figuur die door Jezus vier dagen na overlijden uit de dood gewekt wordt; in het evangelie van Lucas de man die in de hemel gecompenseerd wordt voor het leed dat hij op aarde als bedelaar onderging. ‘Door god geholpen’ is de letterlijke Aramese betekenis. Ook in dit verhaal is makkelijk een vergelijkbare christelijke symboliek te lezen. Vervang buitenaards door hemels en je komt een aardig eind. Daar ligt hij, Michael C. Hall als Newton, op zijn rug, ogen dicht, armen gespreid als Jezus aan het kruis, blote voeten, deken over zich gedrapeerd. Bed half overhoop gehaald, een openstaande ijskast vol met flessen gin. Links en rechts deuropeningen waaruit licht naar binnen valt. In de achterwand twee grote donkere ramen, waar vaag de contouren van de zes musici onder leiding van Henry Hey zichtbaar zijn. De ramen worden gescheiden door een muur.
Het is schemerig, toeschouwers praten nog als opeens met een knal projecties verschijnen op de muur. Newton springt op, rent verwilderd naar het scherm, terwijl de beelden voorbij trekken. Dan krijgt hij bezoek. Een oud-collega (Charlie Pollock) komt zien hoe het met hem is. Hij is bezorgd. De klanken van Ricky Nelsons ‘Hello Mary-Lou, I Am So in Love With You’ klinken. Nee, nog geen Bowie. We zien de projectie van een vrouw in een blauw jurkje met blauw haar. Newton neemt een glas, en negeert de bezorgde blikken. Hij had alles, maar verloor alles – dat is zijn legitimatie voor overmatig drankgebruik. En hij zet in: ‘Look up Here, I’m in Heaven’, een prachtig nieuwe Bowie-ballade.
De ironie is dubbeltriest: Newton verkeert letterlijk noch figuurlijk in paradijselijke omstandigheden. Dan golft een rilling door de zaal: Michael C. Hall raakt niet alleen met zijn sterke toneelaanwezigheid, maar blijkt een formidabele vertolker van Bowie’s werk. ‘I Have Nothing Left to Loose’ snijdt door je ziel. Maar ook het wanhopige ‘No, Not Me, I Never Lost Control’ en alle volgende nummers. De daaropvolgende twee uur zal dat zo blijven. Bowie’s nummers, Hey’s arrangementen (geweldig uitgevoerd), Newtons tragiek en Halls spel vallen samen, in een strakke regie van Ivo van Hove. De beelden van razende auto’s over 2nd Avenue rollen over het toneel. De zo herkenbare beeldtaal van Jan Versweyveld en het videodesign van Tal Yarden doen de rest.
In het verhaal zijn de voornaamste tegenspelers twee vrouwen. Elly (overtuigend gespeeld door Cristin Milioti) bestaat als assistente in Newtons aardse werkelijkheid. Ze heeft haar eigen tragiek: de overweldigende aantrekkingskracht van haar werkgever zet haar hele leven op losse schroeven. Er ontstaat verwijdering van haar echtgenoot Zach, die verwoede pogingen doet haar te begrijpen. Maar zij is verliefd en raakt zo geobsedeerd door Newton dat zij geleidelijk de identiteit van zijn vorige liefde Mary Lou aanneemt. Met blauw jurkje, blauw haar en zware make up.
Marly, het frêle meisje met wit gebleekt haar, lijkt zich nog in het voorportaal van het hiernamaals te bevinden – vermoord maar nog niet echt dood. Zij is Newtons buitenaardse werkelijkheid. ‘Je bent niet echt’, zegt hij vertwijfeld. ‘Maar ik ken je’, antwoordt zij. Als bewijs doet ze hem zijn geschiedenis uit de doeken. (Dit lijkt dramaturgisch vooral bedoeld als houvast voor het publiek.) Zij kent zijn diepste wezen. Ze weet zelf niet wie ze is (‘here, there is no music, here, I am lost in sound’), maar begrijpt dat het haar opdracht is om hem te redden. Zij zal hem helpen een raket te bouwen waarmee hij zich kan bevrijden van die aardse ketens.
Het verhaal wordt niet logisch en chronologisch verteld, maar gefragmenteerd en met zijpaden en bijfiguren. De drie vrouwen, aangeduid in het programma als de drie ’teenage girls’, zijn meer dan dat. Ze interfereren voortdurend. In de laatste scènes lijken ze nog het meest op wraakgodinnen in een Griekse tragedie. De geslepen figuur Valentijn (prachtig vilein gespeeld en met overweldigende stem door Michael Esper) loopt als een ware engel des doods door de scènes. Waar hij komt vallen slachtoffers. Er zijn intermezzo’s met verwijzingen naar de jaren zestig en zeventig, met beelden van oorlogen, Vietnam, Potzdam, John Lennon, en opmerkingen over fascisme dat geen oplossing biedt, die overgaan in nummers als ‘This is Not America’. Het zijn de jaren waarin het boek The Man Who Fell to Earth geschreven werd, de film gedraaid, en waarop Bowie, Walsh en Van Hove zich graag richten. Het aandeel van de bijfiguren is niet altijd volledig duidelijk, maar de sfeer die van die tijd opgeroepen wordt zeker wel.
De voorstelling draait ontegenzeggelijk om de muziek en de uitvoering daarvan. De acteurs zijn allemaal wonderwel in staat om ook de minder direct toegankelijke lijnen te volgen. Vooral de scènes tussen Hall en Sophia Anne Caruso zijn bezield. De pas veertienjarige actrice Caruso heeft een loepzuivere stem die hoorbaar op musical gericht is, maar die wondermooi past bij het rauwe stemgeluid van Hall. In de gevatheid in hun dialogen, maar ook in de verstilling in hun spel en samenzang, komen de personages tot leven. Het bouwen van de raket met papieren strippen op de vloer en het spel met camera is speels, soepel en volledig geloofwaardig. Het bouwt toe naar het eind, waar de verlossing in aantocht is.
Newton moet op zijn beurt ook Marly helpen definitief naar de andere kant te komen. Dat kan alleen door haar te offeren. Als hij haar tot slot neersteekt, gedreven door de vileine Valentijn, vormt er zich geen rode maar een melkwitte plas. Het stuk besluit optimistisch als Marly en Newton, eenmaal bevrijd, hun weg uit het aardse kunnen vervolgen. In de prachtige bewerking van Hey is ‘Heroes’ een duet. ‘I, I will be king – and you, you are my queen’. En snoekduikend door hun eigen witte bloed als spelende kinderen, komen ze tot het slot: hij zweeft weg in zijn raket, zij verdwijnt achter de horizon van het scherm:
‘We are free now, that is a fact.’
Foto: Jan Versweyveld