David Bowies oervoorstelling van Lazarus die op 8 december 2015 in regie van Ivo van Hove bij de New York Theatre Workshop in première ging, blijft voor altijd in het geheugen gegrift. Michael C. Hall als de getourmenteerde Thomas Jerome Newton, de man of outer space die op aarde belandt, een liefde (Mary Lou) kent en verliest, en niet weg kan, terug naar zijn buitenaards bestaan.


New York Theatre Workshop was de producent waar Bowie mee in zee ging en dat theater de locatie waar de productie uitkwam. De overweldigende publiciteit en juichende kritieken explodeerden toen duidelijk werd: dit is Bowies zwanenzang. In de trailer van ‘Blackstar’, zijn laatste cd, vertolkt Bowie zelf Lazarus, eenmalig. Zijn grafrede.

Nu vier jaar later, een Duitse, Engelse en Australische Lazarus verder, staat er de Nederlandse versie. Albert Verlinde en zijn Stage Entertainment (in samenwerking met Robert Fox en Jones/Tintoretto Entertainment) komen de eer toe. Locatie: het DeLaMar Theater, met 945 stoelen ruim vier keer de omvang van de plek die Bowie koos voor zijn oerversie.

Vergelijken van voorstellingen is nooit eerlijk, maar gebeurt. Bewust of onbewust. Waar een voorstelling zoveel impact heeft als dit New Yorkse origineel, ben je als toeschouwer die de oerproductie gezien heeft in het nadeel. Je legt regie, vorm en acteurs langs de meetlat van die eerdere ervaring. En bij een zo unieke ervaring is ontsnappen aan vergelijken onmogelijk.

De tekst van Lazarus is complex. Enda Walsh en David Bowie construeerden het verhaal voortbouwend op de roman The man who fell to earth (Walter Tevis, 1963), verfilmd door Nicholas Roeg (1976) met Bowie in de hoofdrol. Walsh en Bowie spelen hier met ‘duidelijke verhaallijn’ als gewenst kenmerk van een musical.

De Nederlandse productie is in beeldtaal praktisch identiek aan het origineel. De musici achter de ramen, de sterielheid van de ruimte, de videobeelden van een snelweg, New Yorks Second Avenue, een impressionistisch roodkleurig rotsgebied; de door technische manipulatie van de videowand opgeroepen beelden, de van kleur verschietende ruimten. Esthetisch, sober, illustrerend of aanvullend.

De representaties van personages in iets vertraagde projecties leveren herhaling van handelingen op het grote scherm. Ze werken vervreemdend. Als altijd weten Ivo van Hove en Jan Versweyveld (met hulp van Tal Yarden en Brian Ronan) via deze weg een grotere wereld te creëren dan alleen die van de problematiek van de personages. En die beelden zijn prachtig, ook als ze een gruwelijke wereld tonen, zoals in de scènes waarin de psychopathische Valentine (sterk gespeeld door Pieter Embrechts) aan het moorden slaat.

De kwaliteit van de voorstelling zit naast die beeldtaal in de muziek, de vertolking en de regie. Bowies songs zijn ongeëvenaard, de arrangementen van Henry Hey strak uitgevoerd door Ferry Lagendijk en zijn samengestelde band. Waar vooral Michael C. Hall met zijn onderhuidse wanhoop de oerversie droeg, zijn er nu vier acteurs die niet voor elkaar onderdoen. Dragan Bakema (Newton), Noortje Herlaar (Elly, zijn assistente), Pieter Embrechts (Valentine) en Juliana Zijlstra (het meisje, Marly).

New York. Amsterdam. Andere acteurs, andere energie, schoot met regelmaat door mijn hoofd. Maar alle acteurs blijken het kijken en luisteren waard. Bakema (die geprezen moet worden voor het zich eigen maken van deze rol in zo korte tijd na terugtrekking van Gijs Naber) begint als een wat ingetogen Newton. Zijn gezicht spreekt, zijn gestiek komt veel langzamer op gang en zijn stem reikt niet altijd tot de verste rijen. Het is een zwakte die ook als sterkte kan worden geïnterpreteerd: de breekbaarheid van Bakema’s stem versterkt soms de breekbaarheid van Newtons bestaan.

Mooie scènes, bijvoorbeeld als Newton uitgeput gaat liggen en de eerste zinnen van Hamlets monoloog prevelt: ‘to die.. to sleep, no more..’, wisselen af met houterige momenten. Aangrijpend zijn vaak de confrontaties met Elly (Herlaar) en het meisje (Zijlstra) als respectievelijk zijn aardse en buitenaardse tegenspelers. Herlaar zingt een prachtige Changes en Zijlstra’s Life on Mars doet je verlangen naar de plek die ze zo loepzuiver bezingt. Ze tonen het vakmanschap van de acteurs.

De tussen hoop en wanhoop meanderende emoties zijn echter nog niet in alle scènes even invoelbaar. Het slotnummer Heroes, waarbij Newton uit zijn aardse leven verlost wordt en hij het meisje uit haar niemandsland redden moet, is door het ingehouden spel bijna mat. Regiekeuze of interpretatie van de acteurs? De rillingen die me over de rug liepen bij die slotscène door Michael C. Hall en de toen pas veertienjarige Sophia Anne Caruso bleven voor mij hier in ieder geval uit. Maar beoordeeld op eigen merites is de voorstelling nog steeds meer dan de moeite waard. Daar doet een (toch wat oneerlijke) vergelijking verder niets aan af.

Foto: Jan Versweyveld