Het gaat om hún wijk, daar leven ze, de jeugdige drugscriminelen van de grote steden in het Zuiden. Ze vinden zichzelf maar kleine kostwinners, eerlijke jongens die zo’n beetje verzeild zijn geraakt in het duistere circuit van de onderwereld. Maar vergeleken met echte zware misdaad, zoals gepleegd door de politiek, de journalistiek en het grootkapitaal, zijn deze jongens goudeerlijk. (meer…)
Voor Lampenmakers deed toneelschrijver Marcel Osterop uitgebreid onderzoek naar de geschiedenis van Philips. In anderhalf jaar tijd interviewde hij meer dan veertig (oud-)medewerkers; daaruit destilleerde hij een montagevoorstelling waarin zowel de hoogtijdagen als de moeilijke tijden, precaire kwesties en omstreden reorganisaties aan bod komen.
Hoewel de personages fictief zijn, herken je de verschillende directeuren die in de loop der jaren het bedrijf geleid hebben. Marcel Osterop comprimeerde een en ander weliswaar: de destijds omstreden hervormingen van president-directeur Jan Timmer (die in 1991 veertigduizend werknemers hun baan kostten), de eveneens omstreden beslissing van Cor Boonstra om het hoofdkantoor van het in Eindhoven gebeitelde bedrijf naar Amsterdam te verhuizen en het afstoten van de lichtdivisie van huidig bestuursvoorzitter Frans van Houten, worden bijvoorbeeld door hetzelfde personage (Tijn Docter) gespeeld.
In twee uur tijd komen afscheidsfeestjes, aandeelhouders- en bestuursvergaderingen, ‘backstage’-scènes en documentair interviewmateriaal voorbij. Maar ondanks de diverse invalshoeken waarmee Osterop zijn onderwerp benadert, wil het geheel niet tot leven komen. Dat heeft alles te maken met het gebrek aan enig menselijk drama. Een moeizame vergadering of aandeelhoudersbijeenkomst maken de (dreigende) ondergang van het bedrijf en wat dat bij de betrokkenen teweegbrengt niet invoelbaar.
Voor het herkenbare, menselijk leed van de hoofdrolspelers uit deze Philips-geschiedenis blijft Lampenmakers teveel op afstand. Regisseur Roel Swanenberg bedient zich uitsluitend van grootse gebaren, die bovendien omslachtig worden gebracht. De summiere momenten waarop de personages zich tussen buigen en barsten begeven, worden geprojecteerd op gigantische videoschermen, en scheppen zodanig een nodeloze afstand.
Ook in dynamiek is deze voorstelling moeizaam. De eerste scène, het verrassingsfeest ter afscheid van president-directeur Van Katenburg (Bart Klever), is een ronduit ondramatische sequentie, maar neemt bijna een volledig uur in beslag. Sullig komt de afscheidnemende bestuurder de theaterzaal binnenwandelen (‘Verrassing!’), en laat zich vervolgens fêteren op liedjes en ‘stukjes’ van collega’s. Als gimmick is het aardig, want de knulligheid druipt ervan af, maar het bouwt nergens naar toe, er zit geen enkele focus of spanning in.
Pas in het tweede uur komt bij vlagen mondjesmaat de vaart erin. De dreigende ondergang van het bedrijf ligt op de loer, en dat zet directeuren en werknemers onder druk. Maar ook hier legt het daadwerkelijke drama het voornamelijk af tegen nietszeggend gegoochel met cijfers, beursgangen en valutawaarde. Peter Vandemeulenbroecke eindigt met een ingetogen epiloog, zonder fratsen, tussen het publiek. Pas dan komen persoonlijk drama, de geschiedenis van het bedrijf en nostalgie mooi samen.
De voorstelling eindigt met een parade aan producten die de geschiedenis van Philips representeert – ‘Het Hondenhokje’, de eerste Philishave, een walkman, een PSV-shirt (mét logo) – van De Stichting tot Behoud van Historische Philips Producten. Het typeert Lampenmakers, dat uiteindelijk meer een nostalgische, sympathieke ode aan Eindhovens trots is geworden, dan een spannende theatervoorstelling.
Foto: Phile Deprez