‘Discordia speelt mooi’ is de uitdagend dubbelzinnige ondertitel van de voorstelling. Ze spelen een stuk dat Mooi heet. Maar wat is er hier wel of niet mooi? In de tekst van Gerardjan Rijnders is er sprake van een boek met plaatjes, maar dat is er nu niet te zien. (meer…)
‘Zelfs als alles gelogen zou zijn, zou het echt gebeurd zijn.’ In haar nieuwste voorstelling, L’amour Duras, laat Maatschappij Discordia de schrijfster en filmregisseur Marguerite Duras aan het woord. Zij is het onderwerp in het eerste deel van een nieuwe serie van Discordia over de liefde zoals deze beschreven is door vrouwen. En dan specifiek de relatie die Duras als vijftienjarige had met een steenrijke, oudere Chinees in Indochina. Een relatie die ze verscheidene malen tijdens haar leven beschreef en met elke beschrijving herschiep.
Het vaak autobiografische werk van Duras is doortrokken van fascinerende liefdesgeschiedenissen. Zo schreef ze met La douleur een weergaloze tekst over de periode rond de bevrijding na WOII waarin ze wachtte op haar toenmalige man, die als verzetsman was opgepakt en mogelijk gefusilleerd. En dan is er nog de door haar beschreven seksuele relatie met haar jongste broertje. Maar dat allemaal in één voorstelling stoppen was onvermijdelijk ten koste gegaan van diepgang en gelukkig kiest Discordia ervoor zich te beperken. Het verhaal van de Chinees met zijn zwarte Morris Léon-Bollée, die ze ontmoette op de pont tussen Sadec en Vinh Long, biedt dan ook ruim voldoende stof.
Dat zit hem vooral in de verschillende beschrijvingen die Duras doorheen haar oeuvre gaf van deze relatie. De vroegste tekst is in een van de schriften die later werden gebundeld als Cahiers de la guerre et autres textes en die grotendeels terechtkwam in Un barrage contre le Pacifique uit 1950, geschreven zo tussen haar dertigste en vijfendertigste. De bekendste beschrijving is in de roman L’amant uit 1984 en tot slot keerde ze zeven jaar later nog een laatste keer naar deze geschiedenis terug in L’amant de la Chine du Nord.
Margijn Bosch, Annette Kouwenhoven en Miranda Prein vertegenwoordigen elk een van de versies. Soms als Duras, soms als zichzelf en vaak ergens daartussenin vullen ze elkaar aan, spreken elkaar tegen, steggelen over details (‘Gaat die boot bij jou van links naar rechts of van rechts naar links?’). Ze filosoferen over de liefde, onder meer vanuit de prachtige uitspraak van de Franse filosoof Jaqcues Lacan: ‘L’amour est donner ce qu’on n’a pas’ (liefde is geven wat je niet hebt) en bevragen elkaar over hun ontmaagding of de eerste keer dat iemand ‘ik houd van je’ tegen ze zei.
En hoewel ze allemaal die herkenbare Discordiaanse terloopse speelstijl hanteren, zit er wel degelijk subtiel verschil tussen de drie actrices. Tegenover Prein en Kouwenhoven, die respectievelijk Duras ten tijde van L’amant en L’amant de la Chine du Nord vertegenwoordigen, dus ruim een halve eeuw later, staat Bosch’ Duras nog relatief dicht bij de vijftienjarige. Haar spel is dan ook het meest ingeleefd. Het is of zij de lak van die zwarte limousine nog kan ruiken, de huid van de Chinees nog kan voelen.
Achter en tussen de actrices door maakt Jan Joris Lamers op lange, houten schotten een soort papier-maché schilderijen. Het zijn herhalingen en toch ook niet. Hij gebruikt dezelfde materialen, dezelfde kleuren, maar steeds ontstaat een variatie op het vorige. Wat hij hier in mijn ogen verbeeldt, en wat essentieel is voor de voorstelling, is de werking van het geheugen. Want met elke keer dat we dezelfde herinnering ophalen, passen we die al dan niet bewust aan. Veranderen accenten, emoties, en soms zelfs hoofdzaken.
Zo zien we ook hoe de Chinees met elke nieuwe tekst, elke nieuwe herinnering aan hem, transformeert. Zijn incarnatie in L’amant wijkt in veel opzichten af van dat wat de dertiger Duras optekende. En de versie uit L’amant de la Chine du Nord is een reactie op maar ergens ook omarming van zijn portrettering in de verfilming van L’amant, neergezet door de aantrekkelijke Tony Leung Ka-fai. Is de geest en daarmee de blik milder geworden? Heeft de schaamte (een relatie tussen een blanke en inheemse was immers een schande) haar scherpe kantjes verloren? Komen we dichter bij de waarheid of er verder van af? En is die laatste vraag eigenlijk relevant?
Het lichtontwerp laat schaduw in het middendeel van het toneel. De lampen staan afgesteld op de randen van het speelvlak. Het is een verbeelding van een van de karakteristieken van het werk van Duras, dat zo vaak rond een afwezig centrum draait. Kijk naar de film Nathalie Granger, waarin het titelpersonage vrijwel nooit in beeld komt, of het al genoemde La douleur. En dat geldt ook voor de Chinees. Ze werpt het licht niet op hem, maar rond hem, zoals ze dat zo vaak deed met al dan niet bestaande personages in haar leven. Zoals ze zelf schrijft in L’amant: ‘ik heb om ze heen geschreven.’ Uiteindelijk, zo laat Discordia zien, is de vraag wat waarheid is dan ook niet oplosbaar, net als de vraag of de liefde wel of niet bestaat. We kunnen in de variaties zoeken naar een reflectie van de kern, maar die kern zelf blijft vluchtig.
Foto: Bert Nienhuis