Het is een jaar of twintig geleden dat Opera Zuid de komische opera L’étoile van Emmanuel Chabrier uitvoerde. Dat was de eerste uitvoering in Nederland. Nu zette De Nationale Opera het werk op het speelplan: een licht ‘niemendalletje’, ingeklemd tussen topzware werken als Gurre-lieder en Lohengrin. Het is een bizarre kruisbestuiving tussen opera en operette. […]
De Nederlandse Opera heeft er weer een klassieker bij. Prokofjevs L’amour des trois oranges is een tijdloze productie die nog jaren mee kan. De enscenering uit 2005 beleefde zijn eerste reprise en wat mij betreft mogen er nog vele volgen. Dit is een voorstelling die je gezien en gehoord moet hebben.
In sommige opzichten doet de kwikzilveren, intelligente regie van Laurent Pelly denken aan die andere klassieker van DNO: de Barbier van Dario Fo. De voorstelling is net zo speels, levendig en vermakelijk. Het is een doldwaze enscenering voor een doldwaze opera, gebaseerd op een Russisch volkssprookje over een depri prins die veroordeeld wordt tot de liefde voor drie sinaasappelen. In een van de vruchten vindt hij uiteindelijk zijn prinses.
Bij Pelly, die ook tekende voor de prachtige kostuums, balanceren de vier aktes en een proloog tussen droom en nachtmerrie. Het is een surrealistische klucht waarin de spot wordt gedreven met satire en tragedie. Fantasie en werkelijkheid vloeien naadloos in elkaar over. Het ene moment doen de personages in hun wereld van speelkaarten aan als sprookjesfiguren, het volgende moment zijn ze juist opmerkelijk realistisch. Alles is mooi aan deze productie: het decor, de soms bizarre kostuums, de belichting en de geniale wijze waarop Pelly massa’s mensen over dat podium laat bewegen. Maar het allermooist is wel de synthese van muziek en regie. Elk gebaartje, elk idioot pasje staat in relatie tot wat er uit de orkestbak komt.
En uit de orkestbak komt tweeënhalf uur uur lang de meest overweldigende, veelvormige en kleurrijke muziek van Prokofjev. Dit is, vanwege de complexiteit en gelaagdheid van de partituur, geen gemakkelijke muziek om uit te voeren. Het Residentie Orkest, onder leiding van Tomas Netopil, slaagde er echter wonderwel in. Het verdient alle lof dat een orkest waar ‘s ochtends nog de (deeltijd)ontslagbrieven rondgingen vanwege de bezuinigingen ‘s avonds zo’n goede prestatie levert in de bak. Vocaal werd het helaas zelden echt indrukwekkend. Philippe Rouillon was een aardige, maar niet altijd even zuiver zingende koning en de stem van Martial Defontaine (de prins) bleef wat bleekjes. Buitengewoon overtuigend waren echter Quirijn de Lang als Pantalon en Serghei Khomov als de nar Trouffaldino.
(foto: Hans van den Boogaard)