Noël Fischer houdt ons met de jeugdvoorstelling Lord of the Flies een gifgroene spiegel voor ****
Ze zijn hartstochtelijk verliefd, niet een beetje, maar intens, in alles diep met elkaar verbonden. Dat blijkt direct uit het overweldigende openingsnummer van Lady + Lord MacBeth, de nieuwe Shakespeare-bewerking van toneelschrijver Tom Lanoye, geregisseerd door Olivier Diepenhorst bij Theatergroep Suburbia. Actrice Joy Wielkens laat het vuur uit haar stembanden knallen wanneer ze als Lady MacBeth de passie bezingt voor haar man: ‘I who had nothing, I who had no one…’ Waarna Alwin Pulinckx als Lord MacBeth achter de toetsen haar liefde gekmakend verliefd beantwoordt: ‘I who had plenty, fortune and fame…’
De muzikale toon is gezet met deze zinderende bewerking van het Italiaanse lied Uno dei tanti (1961) van Joe Sentieri, bekend van blues- en rockversies door zangers als Ben E. King, Tom Jones en Joe Cocker. De allesverzengende liefde tussen de MacBeths kan niet meer stuk, denk je. Maar je hoort al het eerste bittertje doorklinken in de dreigende onderstroom van het gepiep en gefluit van Ensemble Black Pencil. De vijf muzikanten spannen een net van klankdraden rond deze ambitieuze geliefden, met hun zuigende en blazende pan- en blokfluiten in alle maten, hun schurende strijkstokken op viool en metaal, hun aanzwellende percussie en pompende accordeon.
Let ook op het plusteken tussen de namen in de voorstellingstitel, dat leest als een grafkruisje. Dit gepassioneerde verbond zal eindigen in moord en doodslag en hun beider ondergang inluiden. In Lanoyes nieuwe versie hebben niet alleen de vrouwen een veel groter aandeel, de MacBeths hebben ook samen een kruis te dragen: hun relatie blijft ongewenst kinderloos.
Die pijn van het ontbreken van nageslacht proberen ze te maskeren met hun meedogenloze ambitie. Maar hun pijn is voelbaar wanneer Banquo (Mattijs IJgosse), kersverse vader en beste vriend en wapenbroeder van legeraanvoerder MacBeth, hen nog eens fijntjes inwrijft: ‘Ik ben vader. Dat is mij méér dan wat ter wereld waard. Waarvoor, MacBeth, voeren we oorlog als er niet een toekomst is waarvoor we vechten? Wat stelt de strijd voor zonder nageslacht?’
De vrouw van Banquo (licht zenuwziek gespeeld door Yara Alink) is na een aantal misgeboortes alsnog moeder geworden van zuigeling Fleance; ook zij walst in haar blijdschap over de existentiële pijn van haar hartsvriendin heen. Ze adviseert Lady MacBeth om net als zij, haar heil te zoeken bij waarzeggers, wichelroedes en glazen bollen; zij dankt haar kind daaraan, denkt ze. Het moederschap moet toch ergens maakbaar zijn. Niet voor niets zet ze tijdens een van de eerste scènes haar kind als een pop in elkaar.
Tegen haar nuchtere natuur in legt Lady MacBeth daarom toch maar haar oor te luister bij alternatieve stemmen, ‘wezens tussen mens en schim in’, aldus het script van Lanoye. Fraai hoe de schrijver bij zijn aandacht voor vrouwelijke personages het woord ‘heks’ weet te vermijden.
En zo krijgen ook de beroemde, wonderlijke voorspellingen uit Shakespeares kortste tragedie een logische plek in deze bewerking.
Als Koning Duncan (als een patjepeeër neergezet door Aus Greidanus jr. in witte langharige bontjas) dan ook nog eens zijn onvolwassen zoon Malcolm tot koning kroont in plaats van de dappere overwinnaar MacBeth – nageslacht gaat boven moed – kan Lady MacBeth haar moederloze en machteloze lot niet meer verdragen. Ingefluisterd door de stemmen verzint ze een olifantenpaadje naar de troon en zet haar man diezelfde avond nog aan tot zijn eerste moord.
Slim is het decor, bestaand uit wanden van spatlappen die van kleur verspringend licht reflecteren. Soms bevindt zich daarachter, in het schemerduister een groen uitgelicht woud van ‘wezens tussen mens en schim in’, soms vlamt een bloedrood schijnsel op met flakkerend metaal: de moorden worden zo aan het zicht onttrokken.
Maar de klappen vallen. In het kolkende spel van Wielkens en Pulinckx komen ze hard aan. Alsook in de muziek van Black Pencil, dat voortdurend dicht op de huid van de personages zit en knap laveert van de luchtige ondeugd van lustige feestmelodieën naar het duistere onheil van sinistere soundscapes. Geregeld laat regisseur Diepenhorst de teugels even vieren wanneer spelers in dubbelrollen de kolder vet mogen aanzetten.
Nog niet iedere grap valt precies goed. En soms verdwijnt een tekstfragmentje in iets te gretig spel. Maar dat is geen ramp. Want al die tijd, 150 minuten lang, zindert, knettert, vonkt en vlamt het non-stop tussen de hoofdrollen van Wielkens en Pulinckx. Totdat Lady MacBeth, kort voordat haar nek wordt gebroken, nog één keer het verbond bezingt tussen haar liefde en haar pijn: ‘They could take me any place they please, To heaven, hell or seven seas, But no one else but you can claim, To help me ease my inner, secret pain.’
Foto: Bart Grietens