In Koning van de lach doet Martijn Koning zijn titel eer aan***
Stel je voor: twee mannen zitten in een poppenkast en houden een grote ronde kaas voor hun hoofd met daaruit een balkje ter hoogte van hun ogen en spelen dan een scène tussen twee allochtonen. Zegt de ene tegen de andere: ‘Ik ben een moslim-Maaslander’. Zegt de ander: ‘Ik ben Irakäse’. Om vervolgens verder te gaan met teksten als ‘Ik kom uit Kaasachstan’, ‘Ik ga met m’n boerkaas naar de moskäse’ en ‘Ik voel me extra beledigd en je moet met je kaasstengels van me af blijven’. Dit speelt zich niet af tijdens een melige bui in een repetitielokaal. Nee, dit is een scène uit Lach het weg, de nieuwe voorstelling van Speelman en Speelman. En dit is nog niet eens het dieptepunt van de voorstelling.
Na een rommelig begin spelen Joost en Daan Speelman een onsamenhangend programma. Met zwakke zinnen als ‘waar komt die drang naar honderd procent volmaakte perfectie vandaan’ en met magere liedjes over ‘altijd happy, nooit eens tegenslag’ en ‘ik heb te lang het paradijs gespeeld, nooit heb ik mezelf gedeeld’ proberen ze iets te zeggen over ‘deze jachtige tijd’. Maar ze tippen het thema slechts aan en halen niet eens het niveau van de clichés. Er zijn teveel momenten waarop je je afvraagt: waarom nu dit stuk? Wat heeft de sterilisatie van Joost met het thema te maken? En waarom krijgen we te horen dat zijn relatie aan een zijden draadje hangt maar wordt dat verhaal niet verder uitgewerkt? En waarom het stuk over de kast van opa en oma en over de gesloten afdeling?
Er zijn een paar in potentie aardige stukken. De scène waarin ze hun moeder een vliegreis kado doen voor haar vijfenzestigste verjaardag is aardig maar mist vaart. En aan je moeder uitleggen wat een hashtag is door het boter-kaas-en-eieren te noemen is een grappige vondst. (Maar wat is er gebeurd met het woord hekje?) De quiz met het publiek is lekker voor de dynamiek van de voorstelling, maar waarom zit die er inhoudelijk in behalve voor het bruggetje naar de sterilisatie van Joost? God die zich in de kerk beklaagt over dat hij het beu is om voor elk kruisje dat een willekeurige voetballer slaat een doelpunt te moet scoren is een interessant gegeven, maar was er nou niet meer van te maken dan hem te laten eindigen ‘met z’n piemel in de hand met een biertje op het strand’? De reclames tussendoor zijn wel geinig, maar zitten bomvol flauwe woordspelingen, evenals de rest van de voorstelling. Kill your darlings, boys.
Pijnlijk dieptepunt is het stuk waarin Joost vertelt dat ze graag een grote hit zouden scoren en dat ze die in principe al klaar hebben liggen, maar dat de juiste timing zo belangrijk is en het dus alleen maar even wachten is op een grote ramp. Nu zou je daar een sterk staaltje geëngageerd cabaret in kunnen zien, een cynische sneer naar alle We are the world’s van deze wereld. Echter, dat is niet de toon waarop de scène wordt gespeeld. Er is geen knipoog of dubbele bodem. Als de mannen laten horen wat ze hebben geschreven en er teksten voorbij komen als ‘Dit lied gaat over liken/lijken’ en ‘Het is niet alleen maar jouw ramp, het is ook mijn ramp’ en Daan als vader met een klein kistje over het podium loopt, is er geen andere conclusie mogelijk dan dat dit geen maatschappijkritiek is. Hier is enkel sprake van een respectloze grap en slechte smaak.
Met hun vorige programma sleepten ze een nominatie voor de cabaretprijs Neerlands Hoop in de wacht. Dat schept verwachtingen, die de broers helaas in dit nieuwe programma bij lange na niet waarmaken.
Foto: Marcel Hakvoort