Vlak voordat de voorstelling begint, loopt theatermaker Juan C. Tajes over de kleine speelvloer van Theater Munganga in Amsterdam-Zuid. Hij struikelt net niet over een stevige boomtak, samen met een dik touw het openingsbeeld van Labyrinth, zijn nieuwe voorstelling. (meer…)
Telefoon en portemonnee afgeven. Papier ontvangen en een gekleurde sjerp. Korte fouillering en de zaal in, waar alle stoelen gereserveerd blijken. Labyrinth is ervaringtheater gemaakt door een aantal uitgeprocedeerde asielzoekers van de Vluchtgarage in Amsterdam, voor de gelegenheid verenigd onder de naam We Are Here Cooperative. De voorstelling staat onder begeleiding van de Duitse regisseur Nicolas Stemann en wordt deze week opgevoerd tijdens het Frascati Issues programma over vluchtelingenproblematiek. Het is een bedrieglijk simpel rollenspel: de vluchtelingen spelen IND-medewerkers, advocaten en agenten en wij, het witte publiek, zijn de asielzoeker.
Op het papier staan de gegevens van een vluchteling, de Somaliër Mohammed Hassan Abdi, geboren in de Bai regio, waar de islamistische terreurorganisatie Al-Shabaab het voor het zeggen heeft. Op toneel staan bijna evenveel mensen als op de verkleinde tribune. Ze stellen ons de vragen die de IND iedere asielzoeker stelt en die we moeten voorlezen van het papier: Wanneer ben ik geboren? Hoe heten mijn vader en moeder? Hoeveel broers en zussen heb ik? Hoe oud zijn ze? En het belangrijkste: waarom ben ik precies gevlucht?
Vooraf heeft een van de vluchtelingen de spelregels uitgelegd. Europa is het beloofde land, maar houd je aan het script, improviseer niet en maak geen grapjes. Eén fout kan je leven drastisch wijzigen. Achter de doeken van het ondiepe podium ligt het echte labyrint uit de titel. Met opgehangen kleden, lakens en lappen zijn kamertjes gemaakt die het IND-kantoor, de rechtszaal, ‘de straat’ en een cel in het detentiecentrum voorstellen. In groepjes gaan we naar binnen en wordt in een route langs de verschillende hokjes onze zaak behandeld. We mogen wel af en toe vanaf een blaadje papier een paar zinnen zeggen, maar vanaf het begin is duidelijk dat we geen schijn van kans hebben.
De voorstelling is op geen enkele manier gelikt. Alle spelers lezen hun tekst in basaal Engels van beduimelde papiertjes. Het meevoeren van de publieksgroepen gaat rommelig en met een zekere schroom. Door de gaten tussen de lakens zie je steeds andere groepen in een andere fase. Maar juist dat geeft je als toeschouwer het gevoel dat naadloos op hun situatie past: dat je beland bent in een toneelstuk van iemand anders.
Natuurlijk is Labyrinth agitprop: IND’ers zijn harteloos, vertalers zijn incompetent, advocaten overdreven optimistisch. Maar het voortdurende besef dat dit voor de spelers hun moedeloze dagelijks leven is schrijnt er voortdurend doorheen.
Stemann maakte met grotendeels dezelfde groep de voorstelling Die Schutzbefohlenen tijdens het Holland Festival. Die voorstelling maakte me een beetje cynisch. Layrinth is in al zijn onbeholpenheid overrompelender. De voorstelling eindigt met een eigen, gospelachtig ‘We Are Here’-lied. Het is geen happy end, maar de verbeelding van dat kleine beetje hoop in ieder van de spelers dat er uit het wanhopige limbo waarin ze zich nu bevinden nog een uitweg is.