Telefoon en portemonnee afgeven. Papier ontvangen en een gekleurde sjerp. Korte fouillering en de zaal in, waar alle stoelen gereserveerd blijken. Labyrinth is ervaringtheater gemaakt door een aantal uitgeprocedeerde asielzoekers van de Vluchtgarage in Amsterdam, voor de gelegenheid verenigd onder de naam We Are Here Cooperative. De voorstelling staat onder begeleiding van de Duitse regisseur Nicolas […]
Vlak voordat de voorstelling begint, loopt theatermaker Juan C. Tajes over de kleine speelvloer van Theater Munganga in Amsterdam-Zuid. Hij struikelt net niet over een stevige boomtak, samen met een dik touw het openingsbeeld van Labyrinth, zijn nieuwe voorstelling. Geeft de tak een zetje met z’n voet, zo verschrikkelijk nauw komt het niet met de scenografie. Zodra even later de drie acteurs op zijn, blijkt dan ook: blikvangers zijn de fraaie kostuums.
Tajes (Montevideo, 1946) is regisseur, acteur, schrijver en ontwerper uit Uruguay, waar hij toneelschool en kunstacademie doorliep. Sinds 1971 woont en werkt hij in Nederland. Naast allerlei theater- en filmprojecten hier en in het buitenland (vorig jaar nog in Honduras) richtte hij in Amsterdam het Centrum Commedia dell’ Arte & Maskers op, waar hij onder meer maskers ontwerpt en vervaardigt.
Labyrinth is het tweede deel van Tajes’ project The Trojan Labyrinth, na Trojan Memories dat de afgelopen twee seizoenen speelde. In dit tweede, Engelstalige, stuk komen drie mythische personages samen: de Minotaurus, half man, half stier en opgesloten in een doolhof omdat hij gevaarlijk wordt geacht; Theseus, onverschrokken koningszoon, die vast van plan is het monster te doden; en Icarus, de gevleugelde die te dicht bij de zon komt, waardoor de bijenwas in zijn vleugels smelt en hij neerstort.
Het drietal wordt neergezet door fysiek sterke performers. Ze zijn gehuld in overwegend naturelkleurige, lange gewaden van talloze ‘draden’, ogenschijnlijk met biezen en touwen bijeengehouden en getooid met al even mooie maskers; outfits die niet per se direct verwijzen naar een specifieke tijd of plaats, maar die bijdragen aan het sterk rituele gevoel van de voorstelling. De tekstuele component geeft er dan weer een hedendaagse draai aan.
De Minotaurus, die afgrijzen en angst zou inboezemen, wekt hier juist vooral mededogen. Met zijn tragische stierenkop en beweeglijk mensenlijf, is hij vooral eenzaam, triest en overtuigd van zijn eigen lelijkheid. Icarus, zoon van de ontwerper van het doolhof, houdt hem weliswaar wat gezelschap, maar Icarus kan uitvliegen, en zal dat ook doen. De Italiaanse acteur Matteo Pasquini weet zijn stierman (soms aangesproken met de naam Asterion, wat ook weer wortels heeft in de Griekse mythologie) een figuur van vlees en bloed te laten zijn, met (seksuele) driften en tegelijkertijd diepe onzekerheid. Het is Icarus die hem vertelt: kijk naar jezelf steeds weer en weer, leer houden van je eigen beeld, en zie ook dat – en hoe – anderen zoveel lelijker kunnen zijn.
Wanneer de fladderige Icarus (Argentijns acteur Jeremías Ferro) dan uiteindelijk wegvliegt uit het labyrint, hoopt de Minotaurus, opnieuw in een ontwapenende scène, vurig dat ie weer terugkomt. Het gebeurt niet; hij zal sterven door toedoen van de trotse prins Theseus (Rodrigo Alvéniz, acteur en danser, ook uit Argentinië). Die sterfscène valt samen met die van de roekeloze die de zon te dicht naderde: in een visueel sterk en ontroerend beeld vinden stierman en vogelman de dood dicht tegen elkaar aan.
De angst voor de ander, voor anders zijn, voor het onbekende, zit in jezelf; je kunt er in je hoofd een monster van maken en het willen doden, maar daar schiet je weinig mee op – jij bent het, om te beginnen, zelf. ‘You will kill the monster, but you will not end monstrosity’, aldus de ondertekst bij deze charmante verrassende voorstelling, waarbij één korte kanttekening: zo af en toe zaten de hoofdtooien de tekstbehandeling een beetje in de weg, met name bij Theseus. Verder voorziet deze eigenzinnige productie in dat kleine zaaltje op afstand van de grotere theaterhuizen, het theaterlandschap van weer wat extra kleur en bescheiden reuring.
Foto: Juan C. Tajes