In zaal 2 van Frascati Theater klinkt een dreunend marsritme. Het geluid van de trommel en koebel van percussionist Huguette Tolinga lijkt niet bepaald rustgevend te werken op de drie dansers, die in verschillende hoeken van de dansvloer onbedaarlijk staan te beven. Met onregelmatige, schokkende bewegingen rijst en daalt hun borstkas, als een gejaagde ademhaling die maar niet tot rust kan komen. (meer…)
In deze voorstelling passeren vier generaties van de Senegalees-Franse maker Babacar Cissé de revue: van de grootvader van Cissé, die nog gediend heeft in het Franse leger als tireur Sénégalais tijdens de eerste wereldoorlog, via zijn vader, die zich in Frankrijk kapot heeft gewerkt voor zijn gezin, naar Cissé zelf, die als danser in Frankrijk een carrière heeft maar zich nooit thuis mag voelen in dat land, tot en met diens kleine dochter, die deels opgezadeld wordt met dezelfde vragen over erbij mogen horen of niet.
Cissé speelt en danst in zijn eentje alle drie de mannen, waarbij hij de verschillende rollen introduceert met een (korte) toepasselijke dans. Met zijn eigen achtergrond in hiphop charmeerde hij de zaal vooral met de moves van zijn eigen rol.
Deze voorstelling vormt het derde deel van een drieluik waarin Cissé reflecteert op verleden, heden en toekomst, van de koloniale verhoudingen uit zijn grootvaders tijd tot en met de huidige diaspora en zijn onzekere toekomst.
Het verhaal wordt verteld in dans, toneelspel en video. De beelden worden geprojecteerd op losse vellen papier, die op de vloer liggen of opgehangen zijn, en op een reusachtig gebonden boek. De Franse teksten van de performer worden simultaan in het Nederlands vertaald afgespeeld.
Het verhaal wordt verteld als achtereenvolgende (genummerde) hoofdstukken uit een boek. De dramaturgie is lineair: de verschillende generaties komen in chronologische volgorde aan het woord. Vooral de kleine dochter (met een groot schattigheidsgehalte) wordt op beeld uitgebreid geportretteerd in een aantal speelse situaties met haar liefhebbende vader. Samen weten ze het publiek hoorbaar te vertederen.
Ook de grote Senegalese danser en choreograaf Germaine Acogny verschijnt op gezette tijden op video en spreekt elke generatie toe als een voormoeder die alle generaties met elkaar verbindt. Tegen het eind van de voorstelling maakt ook de monarch uit de titel zijn opwachting: het gaat om een vlindersoort die vier generaties nodig heeft om vanuit het hete zuiden te verkassen naar het koelere noorden waar die zich voortplant. Gekleed in een rijke rode mantel poseert Cissé naast een opname van een vlinder die zich ontpopt.
Het verhaal is ietwat voorspelbaar in zijn symboliek en er zijn daardoor niet veel momenten waarop de noodzaak ook daadwerkelijk voelbaar wordt. De scène waarin Cissé lijkt te twijfelen aan de antwoorden die zijn religie hem biedt en die hij speelt bovenop het dikke gebonden boek, voelt niet echt aan als een geloofs- of persoonlijke crisis, terwijl de prominente aanwezigheid in het decor van het boek wijst in de richting van een dramatisch hoogtepunt in de innerlijke beleving van de protagonist.
In de dans slaagt Cissé er beter in zijn innerlijke conflicten over te brengen. De gedanste delen hebben de meeste impact en hadden uitgebreider uitgewerkt kunnen worden en van meer lagen voorzien dan nu het geval is ten opzichte van de gesproken delen.
Het is een verzorgde en alleszins sympathieke voorstelling, maar de première voelde nog wat braafjes aan. Het is te hopen dat Cissé in verdere voorstellingen een wat lossere, dynamischer, misschien zelfs brutalere toon weet te treffen, hetgeen de impact van zijn verhaal zeker ten goede zou komen.