Een wit doek verhult een groot object, dat aan weerszijden wordt gelardeerd door twee – ja, wat zijn het? Vreemde, felgekleurde vormen, een verzameling willekeurige spullen? Geen idee: dan moet het wel moderne kunst zijn. Inderdaad, we begeven ons in een museum. (meer…)
In Sander van Opzeeland lijkt een dieselmotor uit de jaren tachtig te zitten. Zo’n motor die pas na een aantal kilometers goed begint te lopen. Op de plaats van bestemming moet hij nog een paar minuten stationair draaien; dan pas mag ‘ie uit.
In Kunst met een grote K bevestigt de comedian Van Opzeeland bij vlagen dat hij over een van de geestigste breinen van Nederland beschikt. Hij kijkt nét even anders om het hoekje dan wij, gewone stervelingen. En daaruit komen redeneringen en grappen voort, die alle kanten van de humor wel zo’n beetje coveren: flauwe, absurde, harde, subtiele, cynische, spottende, platte, kromme en slimme.
Over je normale leven leiden en tegelijk ‘waakzaam’ moeten zijn, deze laatste weken. Over de wens dat ook andere achtergestelde groepen terreurdaden zouden kunnen plegen, als ze die tenminste een beetje op elkaar zouden afstemmen, qua tijdsbestek. Over een zogenaamde recensie uit een huis-aan-huis-blad van een try-out van zijn voorstelling, waarover hij zich opwindt. En verder schiet het alle kanten op, een kleine anderhalf uur.
Met Kunst met een grote K – een titel waarvan je zelf mag uitmaken of deze de lading dekt – heeft hij naar eigen zeggen een voorstelling willen maken zoals hij die wilde. Zonder concessies. Dat laatste is niet helemaal gelukt, want Van Opzeeland wilde een programma maken, zonder een echt aanwijsbare grap. ‘Maar ja, dat werkte niet in de try-outs,’ stelde hij vast. En je kunt het publiek niet opdringen dat twintig minuten hameren op een toets van de piano over vijftig jaar ook kunst zal zijn.
Van Opzeeland heeft van nature een onderkoelde manier van vertellen. Zijn take-it-or-leave-it-houding maakt hem een ongrijpbaar mannetje. Hij doet ook weinig moeite zijn publiek bij de kladden te grijpen. Daar moet je aan wennen. Zeker als de voorstelling zo pruttelend op gang komt als deze. En zoals hij begint, zo eindigt hij ook: pruttelend. Dat is behoorlijk jammer.
Maar dalletjes bestaan alleen als er ook pieken zijn. Van Opzeeland komt na een dik kwartier wat op stoom en dan weet je waarom hij hoog in de pikorde staat bij zijn collega-comedians. En waarom hij al jaren schrijft voor onder meer Dit was het nieuws, Koefnoen en het radioprogramma Spijkers met koppen. Hij neemt je mee naar de jaren tachtig, toen de telefoon nog aan de muur vast zat en foto’s in een papieren boek werden geplakt. Een onderwerp waar alle humor wel lijkt uitgekauwd. Maar dat is niet zo. Zoals al eerder gezegd: Van Opzeeland kijkt nét even anders om het hoekje dan de anderen.
Foto: Govert de Roos, ontwerp: Gijs Kuijper